Apocriefe boeken/Jezus Sirach 16

Uit Wikisource

Jezus Sirach 16

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 54-55. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 054.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 055.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek van Jezus Sirach
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19 · Hoofdstuk 20 · Hoofdstuk 21 · Hoofdstuk 22 · Hoofdstuk 23 · Hoofdstuk 24 · Hoofdstuk 25 · Hoofdstuk 26 · Hoofdstuk 27 · Hoofdstuk 28 · Hoofdstuk 29 · Hoofdstuk 30 · Hoofdstuk 31 · Hoofdstuk 32 · Hoofdstuk 33 · Hoofdstuk 34 · Hoofdstuk 35 · Hoofdstuk 36 · Hoofdstuk 37 · Hoofdstuk 38 · Hoofdstuk 39 · Hoofdstuk 40 · Hoofdstuk 41 · Hoofdstuk 42 · Hoofdstuk 43 · Hoofdstuk 44 · Hoofdstuk 45 · Hoofdstuk 46 · Hoofdstuk 47 · Hoofdstuk 48 · Hoofdstuk 49 · Hoofdstuk 50 · Hoofdstuk 51


[54]

[...]

HOOFDSTUK 16.

Verdriet over ondeugende kinderen. — Rechtvaardigheid Gods.

  VERHEUG u niet, dat gij vele ingeschikte kinderen hebt; en pocht er
2 niet op, dat gij vele kinderen hebt, als zij God niet vreezen. Verlaat er
  u niet op dat zij in het leven blijven en betrouw niet op hun vermogen.
3 Want één vroom kind is beter dan duizend goddelooze: 4 en het is
  beter zonder kinderen te sterven, dan goddelooze kinderen te hebben.
5       Eén vroom man kan eene stad ophelpen; maar zijn er vele godde-
6 loozen in, zoo wordt zij toch door hen verwoest. Dat heb ik in mijn
7 leven veel gezien en nog veel meer gehoord. Het vuur verbrandde de
  geheele menigte der goddeloozen en de toorn ontbrandde over de onge-
8 loovigen. a Hij verschoonde de oude reuzen niet, die met hunne sterkte a Gen. 6 : 4-7.
9 tegrondegingen. b Hij verschoonde ook degenen niet, bij welke Lot een b Gen. 19 : 9, 24.
10 vreemdeling was, maar verdoemde hen om hunnen hoogmoed, 10 en ver-
  dierf zonder barmhartigheid het volk en liet het in zijn zonden omkomen.


[55]

11 c Alzoo heeft hij er wel zesmaal honderdduizend weggerukt, om dat zij c Num. 26 : 65.
  ongehoorzaam waren: hoe zou dan een éénige ongehoorzame ongestraft
  blijven?
12       d Want hij is wel barmhartig, maar hij is ook toornig, hij laat zich ver- d Ex. 20 : 5, 6.
  zoenen en straft ook gruwelijk; zoo groot als zijne barmhartigheid is,    Deut. 4 : 24, 31.
  zoo groot is ook zijne straf; en hij oordeelt een iegelijk, zooals hij ver-
13 dient: de goddelooze zal met zijn onrecht niet ontkomen en de hoop des
14 vroomen zal niet uitblijven; alle weldaad zal hare plaats vinden e en een e Rom. 2 : 6.
15 iegelijk zal wedervaren, gelijk hij verdiend heeft. Zeg niet: f De Heer f Ps. 94 : 7.
16 ziet naar mij niet; wie vraagt in den hemel naar mij? Onder zulk eene
  groote menigte denkt hij aan mij niet; wat ben ik tegen zulk eene groote
17 wereld? Want zie, de geheele hemel, overal, de zee en de aarde beven;
18 bergen en dalen daveren, als hij op hen ziet: zou hij dan in uw hart
19 niet zien? Maar hetgeen hij doen wil, ziet niemand; en het onweder, dat
20 ophanden is, merkt geen mensch; en hij kan veel doen, dat niemand
21 vermoedt, en wie kan het uitspreken en verdragen, als hij oordeelt? Maar
22 zulk dreigen is te ver uit de oogen. En als een ruw mensch dat hoort,
  blijft hij echter bij zijne dwaasheid en bij zijne dwaling.
23       Mijn kind, geef mij gehoor en leer wijsheid en let op mijne woorden
24 met ernst. Ik zal u een gewichtige leer geven en u duidelijk onderrichten.
25 God heeft van den beginne zijne werken wèl geordend 26 en een iegelijk
27 zijn eigen werk gegeven; en hij onderhoudt ze voortdurend in zulk een
28 orde, dat zij altoos hun ambt verrichten en het één het ander niet ver-
29 hindert, maar altoos zijn bevel gehoorzaam moet zijn. Voorts heeft hij
30 ook op de aarde gezien en haar met zijn goederen vervuld, en maakt het
  aardrijk vol dieren, die weder onder de aarde komen.