Apocriefe boeken/Jezus Sirach 5
Jezus Sirach 5 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 45-46. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 045.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 046.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[...] HOOFDSTUK 5. Waarschuwing tegen valsche gerustheid en tegen onvoorzichtigheid bij het spreken. | ||
VERLAAT u niet op uwen rijkdom, en denk niet: Ik heb genoeg voor mij. | ||
2 | Volg uwen moedwil niet, of gij al het vermogen hebt, en doe niet | |
3 | alwat u gelust en denk niet: Wie wil het mij beletten? Want de Heer, | |
| ||
4 | de opperste wreker, zal het vergelden. Denk niet: Ik heb wel meer ge- | |
zondigd en mij is geen kwaad wedervaren. Want de Heer is wel lank- | ||
5 | moedig, maar hij zal u niet ongestraft laten. En wees niet zoo zorgeloos, | |
al is het, dat uwe zonde nog niet gestraft is, dat gij daarom immer voort | ||
6 | zoudt willen zondigen. Denk ook niet: God is zeer barmhartig, hij zal | |
7 | mij niet straffen, hoeveel ik ook moge zondigen: — hij kan ras even | |
toornig worden als hij genadig is, en zijn toorn over de goddeloozen | ||
heeft geen einde. | ||
8 | Daarom stel niet uit u tot den Heer te bekeeren en verschuif het niet | |
9 | van den éénen dag tot den anderen; want zijn toorn komt schielijk en | |
hij zal het straffen en u verderven. | ||
10 | Verlaat u niet op onrechtvaardig goed; want het helpt u niet, als de | |
aanvechtingen zullen komen. | ||
11 | Laat u niet door allerlei wind drijven en volg niet ieder pad, gelijk | |
12 | de ongestadige harten doen; maar wees standvastig in uw woord en | |
blijf bij éénerlei rede. | ||
13 | a Wees gereed te hooren en antwoord hetgeen recht is; en overhaast | a Jak. 1 : 19. |
14 | u niet. Verstaat gij de zaak, zoo onderricht uwen naaste; indien niet, | |
15 | houd uwen mond toe. Want spreken brengt eer, maar spreken brengt | |
ook schande; en des menschen eigen tong brengt hem ten val. | ||
16 | Wees geen oorblazer en spreek geen kwaad met uwe tong. 17 Een dief | |
te zijn is schandelijk, maar een kwaadspreker is veel schandelijker. | ||
18 | Acht niets gering, hetzij klein of groot. |