Apocriefe boeken/Jezus Sirach 8
Jezus Sirach 8 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 48-49. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 048.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 049.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[...] HOOFDSTUK 8. Hoe men zich verstandig en rechtschapen jegens anderen gedraagt. | |
TWIST niet met een machtige, opdat gij hem niet in de handen valt. | |
2 | Twist niet met een rijke, opdat hij niet het overwicht over u hebbe. |
3 | Want velen laten zich met geld omkoopen en het beweegt ook wel het |
hart der koningen. | |
4 | Twist niet met een snapper, opdat gij geen hout aandraagt tot zijn vuur. |
5 | Scherts niet met een onbeschaafd mensch, opdat hij uw geslacht niet |
onteere. | |
6 | Verwijt dien zijne zonde niet, die zich verbetert; en bedenk, dat wij |
alles nog schuld op ons hebben. | |
7 | Veracht den ouderdom niet; want wij denken óók oud te worden. |
8 | Verheug u niet, omdat uw vijand sterft; gedenk, dat wij allen sterven |
moeten. | |
9 | Veracht niet hetgeen de wijzen spreken, maar schik u naar hunne |
10 | spreuken; want van hen kunt gij wat leeren, en hoe gij u gedragen |
11 | moet jegens groote lieden. Acht uzelf niet wijzer dan de ouden; want |
12 | zij hebben het ook van hunne vaderen geleerd; want van hen kunt gij |
leeren, hoe gij moet antwoorden, als het noodig is. | |
13 | Blaas des goddeloozen vuur niet aan, opdat gij niet mede verbrandt, |
14 | Sta niet op tegen een lasteraar, opdat hij uwe woorden niet verdraaie. |
15 | Leen niemand, die machtiger is dan gij zijt; maar leent gij, zoo acht |
het als verloren. | |
16 | Word geen borg boven uw vermogen; maar doet gij het, zoo denk |
te betalen. | |
17 | Richt niet met den rechter; want men spreekt het oordeel zooals hij wil. |
| |
18 | Wandel niet met een roekelooze, opdat hij u niet in ongeluk brenge; |
want hij doet wat hij wil, en gij moet dan om zijne dwaasheid schade lijden. | |
19 | Twist niet met een haatdragende en ga niet alléén met hem over het |
veld, want hij acht bloedvergieten als niets; als gij dan geen hulp hebt, | |
brengt hij u om. | |
20 | Houd geen raad met dwazen; want het gaat hun niet ter harte. |
21 | Doe voor een vreemde niets geheims; want gij weet niet wat er van |
komen kan. | |
22 | Openbaar uw hart niet aan iedereen; hij mocht u slecht bedanken. |