Apocriefe boeken/Judith 12

Uit Wikisource

Judith 12

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, p. 10. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 010.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek Judith
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16


[10]

[...]

HOOFDSTUK 12.

Holofernes biedt Judith een feestmaal aan. - Zijne dronkenschap.

  TOEN liet hij haar geleiden in de schatkamer, dat zij daar blijven zou,
2 en beval, dat men haar van zijne tafel zou spijzigen. Maar Judith ant-
  woordde, zeggende: Ik mag niet eten van uwe spijs, opdat ik mij niet
  bezondige; maar ik heb een weinig met mij genomen, daarvan wil ik
3 eten. Toen sprak Holofernes zelf: Als dat op is, hetgeen gij met u ge-
4 bracht hebt, vanwaar zullen wij dan iets anders halen? Judith
  antwoordde: Mijn heer, zoowaar als gij leeft, eerdat uwe dienstmaagd
  alles zal hebben opgegeten, zal God door mij uitvoeren hetgeen hij in
5 den zin heeft. En toen de knechten haar in de kamer geleiden wilden,
  gelijk hij bevolen had, bad zij, dat men haar vergunde des avonds en
6 des morgens uit te gaan, en haar gebed te doen tot den Heer. Toen
  beval Holofernes zijnen kamerdienaars, dat men haar drie dagen vrij zou
7 laten uit- en ingaan, om haar gebed tot God te doen. En des avonds
8 ging zij uit in het dal voor Bethulië en wiesch zich in het water. Daarna
  bad zij tot den Heer, den God van Israël, dat hij haar geluk gave om
9 zijn volk te verlossen. En zij ging weder in de tend en hield zich
  rein en at niet voor den avond.
10       Op den vierden dag maakte Holofernes voor zijn naaste dienaars alleen
  een maaltijd en sprak tot Bogoa, zijnen kamerdienaar: Ga heen en over-
  reed de Hebreeuwsche vrouw, dat zij niet weigere tot mij te komen;
11 want het is een schande bij de Assyriërs, dat zulk eene vrouw ongerept
  zou van ons komen, en een man bespot hebben.
12       Toen kwam Bagoa tot Judith en sprak: Schoone vrouw, wil toch niet
  weigeren tot mijnen heer ter eere te komen en met hem te eten en te
13 drinken en vroolijk te zijn. Toen sprak Judith: Hoe durf ik dit mijnen
14 heer ontzeggen? Alwat hem lief is, dat wil ik van harte gaarne doen,
15 al mijn leven lang. En zij stond op en versierde zich en ging binnen
16 tot hem en stond voor hem. Toen sprong het hart van Holofernes op,
17 want hij was in vurige liefde tot haar ontstoken; en hij sprak tot haar:
  Zit neder, drink en wees vroolijk; want gij hebt genade bij mij gevonden.
18 En Judith antwoordde: Ja heer, ik zal vroolijk zijn; want ik ben in al
19 mijn leven zoo hoog niet geëerd geworden. En zij at en dronk voor
20 hem hetgeen hare dienstmaagd bereid had; en Holofernes was vroolijk
  met haar en dronk zooveel als hij anders niet placht te drinken.