De nieuwe beweging in de schilderkunst/XI

Uit Wikisource
De nieuwe beweging in de schilderkunst
I - II - III - IV - V - VI - VII - VIII - IX - X - XI - XII - XIII - XIV - XV - XVI - XVII - XVIII - [afbeeldingenkatern]


XI

In het expressionisme vinden wij weder physische en psychische elementen. Wij zouden daarom, gemakshalve, van een physisch en ’n abstract expressionisme kunnen spreken. Het physische expressionisme is van alle tijden en treedt, meer of minder overwegend, bij alle volkeren op den voorgrond. Het abstracte expressionisme is van dezen tijd. Het eerste wordt aangetroffen zoowel in de Oostenrijksche beeldsnij- en schilderkunst, in de middeleeuwsche plastiek, in de werken van Botticelli, Michel-Angelo, Peter Breughel (bij wien het zeer positief optreedt) en Rembrandt, als in de werken van Goya, Honoré Daumier, van Gogh, Gauguin, Matisse, Cézanne, Picasso, Munch, Franz Marc (gedécideerd en subliem), van der Leck*) e. a. In de litératuur: in de bijbelverhalen, — b.v. in het verhaal van Simson, — in de sprookjes enz. Er is geen kunstuiting der oude of nieuwere tijden waarin het expressionisme, hetzij zwak of sterk uitgesproken, niet aan den dag komt.

Wanneer door verschuiving der normale proporties de vormen aan de natuur-illusie ontrukt worden, wanneer de kleuren hun naturalistischen schijn verliezen, ontstaat expressionisme. Het natuurlijk aspect gaat geheel (abstract expressionisme) of gedeeltelijk physisch expressionisme) verloren en hierdoor komt in de plaats: het geestelijk aspect: het eenige ware in de Kunst.
Door de beeldende expressie worden de natuurwaarden geheel of gedeeltelijk in zinnebeeldige waarden omgezet.

De inhoud of het geestelijk aspect der expressionistische kunstwerken wordt door den zinnebeeldigen samenhang der gedeformeerde natuurvormen bepaald.

Gustave Flaubert zegt: dat men de grooten in de kunst kent aan
——————
      *) Overgangsperiode.


[p. 33]

hunne overdrijving. Een ander, ik meen Rodin, zegt: dat kunst begint bij de overdrijving. Wie de werken der middeleeuwsche of der Boeddhistische kunst kent, zal begrijpen wat dit zeggen wil, want inderdaad wordt de ontroering door overdrijving of deformatie uitgedrukt.

Dit is Expressionisme.

Een blauw paard in een expressionistische schilderij van Franz Marc bepaalt de ontroering die verkregen wordt door het zinnebeeld van blauw te verbinden met het zinnebeeld van paard.

Het kinderachtig-onnoozele praatje dat blauwe paarden in de natuur niet voorkomen bewijst nog volstrekt niet, dat blauwe paarden en groene herten in de kunst niet op hun plaats zijn, indien ze daar noodig zijn om een geestelijk aspect of sfeer te scheppen. De kunstenaar heeft de natuur ter zijner beschikking ontvangen, — d.i. hij kan haar zien, — en nu gebruikt hij hare vormen en kleuren zooals hem dat goeddunkt, om iets naar buiten mede te deelen uit het innerlijke rijk van den geest. De natuur is voor hem: de chaos. Zooals uit den chaos na chiliaden van jaren de mensch is ontstaan zoo is uit dezen vorm de geestelijke vorm van ’n „L’Arlequin” of een „blauw paard” ontstaan. Zoo kan de kunstenaar de uiterlijke natuur-voorwerpen tot innerlijke geest-voorwerpen maken.

Wij weten allen dat er geen blauwe paarden of groene herten in de natuur bestaan en wanneer wij in de kunst zulk een vorm ontmoeten dan kunnen wij er zeker van zijn dat het hier, evenals in het sprookje, — dat wij in de literatuur geen bevreemdend verschijnsel vinden, — om iets geheel anders gaat dan om een natuur-indruk te geven. Door de associatie van naturalistisch-tegenstrijdige dingen ontstaat in ons bewustzijn een andere gewaarwording dan de naturalistische: een geestelijke n.l.
Door de expressionistische handeling der vergeestelijking, welke handeling haar oorzaak heeft in het geestelijk zien, ontstaat uit het natuurlijke object het abstracte.
Wanneer b.v. een blauw schaap geschilderd wordt, dan gaat het naturalistische object verloren in zijn associatie met blauw.


[p. 34]

Bij het aanschouwen van zulk een kunstvorm wordt de bewustzijnsgrens van den toeschouwer verplaatst. Er ontstaat ’n „geestelijke sfeer”. In deze geestelijke sfeer wordt de universeele schoonheid aanschouwd. Hier zijn de natuurlijke dingen niet op hun plaats, daar zij den geest van den toeschouwer naar een lager, althans ander, gebied dan het aesthetische terugvoeren.

De bedoeling van een expressionistisch schilderij, vers of muziek-stuk is: den geest van den beschouwer, lezer of hoorder naar omhoog te stooten om zoodoende zijn schoonheidsbewustzijn op een hooger plan te brengen.
Dit kan slechts plaats hebben wanneer met medewerking der omgeving, — d.i. in de eerste plaats de architectuur, in de tweede plaats de kunstnijverheid, — de naturalistische bewustzijnsgrens (het Tijdelijke) versteld wordt naar de over-naturalistische of geestelijke bewustzijnsgrens (het Ontijdelijke).

Dat is ook de kern van het wezen der Oostersche en Middeleeuwsch-Westersche kunstopenbaring.