Een bescheiden voorstel

Uit Wikisource
Een bescheiden voorstel (in : The Works of the Rev. Jonathan Swift, deel 9, p. 287-299). (1801) door Jonathan Swift, vertaald door Anoniem

Een bescheiden voorstel


Vertaling van:A Modest Proposal for preventing the children of poor people in Ireland from being a burden to their parents or country, and for making them beneficial to the publick.
[ 287 ]

EEN
BESCHEIDEN
VOORSTEL

OM TE VOORKOMEN DAT KINDEREN VAN ARME MENSEN IN IERLAND EEN LAST VOOR HUN OUDERS OF LAND ZIJN, EN OM ZE TEN VOORDEEL TE MAKEN VOOR HET PUBLIEK.

1729.




VOOR mensen die door deze prachtige stad lopen of over het platteland reizen biedt het een naargeestige aanblik als ze zien hoe straten, wegen en deuropeningen van de hutten, krioelen van bedelaars van het vrouwelijke geslacht, gevolgd door drie, vier of zes kinderen, die allemaal gehuld in lompen elke voorbijganger aanklampen voor een aalmoes. In plaats van dat deze moeders in hun levensonderhoud voorzien door te werken, zijn ze gedwongen al hun tijd te besteden aan bedelen, om hun hulpeloze kindertjes in leven te kunnen houden, die als ze ouder worden bij gebrek aan werk gaan stelen, hun geliefde vaderland verlaten om te gaan vechten voor de Spaanse troonopvolger, of zichzelf verkopen aan de bewoners van Barbados.

Ik denk dat alle partijen het erover eens zijn dat dat buitengewoon grote aantal kinderen, in de armen, op de rug of in het kielzog van hun moeders en vaak ook van hun vaders, in de huidige betreurenswaardige [ 288 ]toestand van het koninkrijk, een zeer grote bijkomende reden tot ongenoegen betekent en dat daarom iedereen die een eerlijke, goedkope en eenvoudige manier zou kunnen bedenken om van deze kinderen gezonde en nuttige leden van het gemenebest te maken, als redder van natie niet alleen de achting van het publiek, maar ook een standbeeld zou verdienen.

Maar het is allesbehalve mijn bedoeling om mij te beperken tot maatregelen voor de kinderen van beroepsbedelaars; die heeft een veel grotere reikwijdte en strekt zich ook uit tot alle kinderen van een bepaalde leeftijd, geboren uit ouders die in feite evenmin in staat zijn hen te onderhouden, als degenen die op straat een beroep doen op onze liefdadigheid.

Zelf heb ik jarenlang mijn gedachten laten gaan over dit belangrijke onderwerp en zorgvuldig de verschillende voorstellen overwogen van andere denkers en telkens vond ik dat ze grove fouten in hun berekeningen maakten. Het is waar dat een net door zijn moeder geworpen kind, door haar met haar melk een heel jaar lang gevoed kan worden, met hoogstens wat bijvoeding, die meestal niet meer dan 2 shilling kost en door de moeder zonder twijfel al dan niet in natura met het wettelijk toegestane bedelen bijeenschraapt kan worden. Mijn voorstel is, als de kinderen precies één jaar oud zijn, zodanige maatregelen te treffen dat zij, in plaats van hun ouders of parochie tot last te zijn, of voor hun verdere leven gevoed en gekleed te moeten worden, juist een bijdrage zullen leveren aan het voeden en deels ook kleden van vele duizenden anderen.

Het andere grote voordeel van mijn plan is, dat het de vrijwillige abortussen en gruwelijke praktijken zal voorkomen van vrouwen die hun onechte kinderen vermoorden, wat bij ons helaas maar al te vaak gebeurt! Ik vraag me af of zij die arme onschuldige baby'tjes [ 289 ]niet eerder opofferen vanwege de kosten, dan uit schaamte, iets dat zelfs de wreedste en onmenselijkste bruut tot tranen en deernis zou moeten bewegen.

Het aantal zielen in dit koninkrijk wordt doorgaans geschat op anderhalf miljoen en volgens mijn berekening betekent dat dan ongeveer tweehonderdduizend echtparen, waarvan de vrouw fokrijp is. Daarvan trek ik dertigduizend stellen af die in staat zijn zelf hun kinderen te onderhouden, hoewel ik begrijp dat het er, onder de huidige toestand van het koninkrijk, niet zoveel kunnen zijn. Maar als dat aantal juist is, blijven er honderdzeventigduizend fokvrouwen over. Daar trek ik dan weer vijftigduizend van af, voor de vrouwen die een miskraam krijgen, of van wie de kinderen binnen het jaar sterven aan een ongeluk of ziekte. Dan blijven er nog maar honderdtwintigduizend kinderen over, die jaarlijks bij arme ouders geboren worden. De vraag is dus hoe dit aantal grootgebracht en verzorgd kan worden wat, zoals ik al eerder heb gezegd, onder de huidige omstandigheden, volstrekt onmogelijk is op de tot nu toe voorgestelde manieren. We kunnen hen geen werk geven in een ambacht of het boerenbedrijf; wij bouwen geen huizen (ik bedoel op het platteland) en ontginnen ook geen land; zij kunnen maar zelden vóór hun zesde jaar door middel van stelen in hun levensonderhoud voorzien, tenzij ze heel voorlijk zijn, hoewel ik moet toegeven dat ze de grondbeginselen al veel eerder leren. Men kan echter zeggen dat zij gedurende die periode nog maar in hun proeftijd zitten, zoals mij verteld werd door een belangrijk man uit het district Cavan. Hij bezwoer mij dat hij zelf hooguit een of twee gevallen kende van kinderen onder de zes, zelfs in dat deel van het koninkrijk, dat zo bekend staat om de grootste vaardigheid in dat vak. [ 290 ]

Onze kooplieden hebben mij verzekerd, dat een jongen of meisje onder de twaalf geen verhandelbaar artikel is en zelfs, als zij die leeftijd bereiken, niet meer opbrengen dan drie pond, of bij inruil op zijn hoogst drie pond en een halve kroon, dat niet opweegt tegen de kosten voor ouders of koninkrijk, die aan voeding en lompen minstens viermaal zoveel kwijt zijn.

Daarom zal ik nu mijn eigen ideeën ontvouwen die, naar ik hoop, nauwelijks enig bezwaar zullen oproepen.

Een zeer verstandig Amerikaan, uit mijn kennissenkring in Londen, heeft mij verzekerd dat een jong, gezond en goed verzorgd kind op de leeftijd van een jaar, gestoofd, geroosterd, gebakken of gekookt, een heerlijke, voedzame en gezonde maaltijd oplevert en ik twijfel er niet aan dat het evengoed smaakt in een stoofpot of ragout.

Daarom verzoek ik heel bescheiden het publiek in overweging te nemen of van die al eerder berekende honderdtwintigduizend kinderen, niet twintigduizend achtergehouden zouden kunnen worden voor de fokkerij. Daarvan zou maar een kwart jongetjes hoeven te zijn, wat meer is dan wij ons veroorloven bij schapen, slachtkoeien of varkens. Mijn reden daarvoor is, dat deze kinderen zelden het gevolg zijn van een huwelijk — een instelling die door onze wilden niet hoog aangeslagen wordt —, en dus één mannetje voldoende is om vier vrouwtjes te bedienen. Die overige honderdduizend zouden dan, op de leeftijd van één jaar, te koop aangeboden kunnen worden aan voorname en welgestelde mensen in het hele koninkrijk. De moeder moet dan wel altijd op het hart gedrukt worden hen de laatste maand volop te zogen, om hen mollig en vet te mesten, zodat ze een goede maaltijd opleveren. Als het gaat om een etentje onder vrienden, kan één kind goed zijn voor twee maaltijden en als het gezin alleen dineert, vormt een [ 291 ]kwart van voor- of achterkant een redelijk maal en heel goed gekookt en gekruid met een beetje peper of zout, kan dat vooral 's winters zelfs nog op de vierde dag.

Ik reken dan dat een pasgeboren kind gemiddeld negen pond weegt en dat gewicht in een jaar, mits redelijk verzorgd, toeneemt tot 20 pond.

Ik geef toe dat dit voedsel vrij prijzig zal zijn, en daarom heel geschikt voor landheren, die het meeste recht lijken te hebben op die kinderen, omdat zij immers ook al hun ouders verslonden hebben.

Kindervlees zal het hele jaar door te verkrijgen zijn, maar overvloediger in maart, en even daarvoor en daarna. Wij hebben namelijk gehoord van een belangrijk schrijver — een uitmuntende Franse arts (Rabelais) —, dat in Rooms-Katholieke landen, ongeveer negen maanden na de vastentijd meer kinderen geboren worden dan in de andere seizoenen, omdat vis de vruchtbaarheid verhoogt. De markten zullen, gerekend een jaar na de vastentijd, beter bevoorraad zijn dan gewoonlijk, omdat in dit koninkrijk de verhouding paapse en niet-paapse kinderen minstens drie op een is. Een ander bijkomend voordeel dat we hierbij hebben, is dat het aantal papen onder ons zal afnemen.

Ik heb al uitgerekend dat de kosten van de zorg voor een bedelaarskind (waaronder ik ook alle landarbeiders, handwerkers en viervijfde van de boeren reken) inclusief lompen, ongeveer twee shilling per jaar bedraagt. Daarom denk ik niet dat ook maar één gentleman zou mopperen als hij tien shilling zou moeten geven voor het kadavertje van een goed vetgemest kind dat — zoals ik al eerder heb gezegd —, goed is voor vier zeer voedzame maaltijden, tenminste als hij die samen nuttigt met een goede vriend of zijn eigen gezin. Zodoende kan de landjonker leren hoe hij een goede landheer kan zijn en geliefd worden bij zijn pachters. Daarnaast zal de moeder acht shilling [ 292 ]netto winst maken en weer meteen geschikt zijn voor het werk, totdat zij opnieuw een kind maakt.

Mensen die zuiniger ingesteld zijn (en ik moet toegeven dat de huidige tijd dat vereist) zouden het kadavertje eerst kunnen villen. Van de kunstig bewerkte huid zouden dan prachtige dameshandschoenen gemaakt kunnen worden en zomerlaarzen voor echte heren.

De meest geschikte wijken van onze stad Dublin zouden dan voor dit doel slachterijen toegewezen kunnen worden en wij kunnen er vast van op aan, dat er geen gebrek aan slagers zal zijn. Toch zal ik hen aanraden de kinderen bij voorkeur levend in te kopen en hen vers van het mes te bereiden, zoals we dat ook met geroosterde varkens doen.

Een zeer achtenswaardig persoon — iemand die echt van zijn vaderland houdt —, wiens deugdzaamheid ik hooglijk waardeer, was toen wij onlangs deze zaak bespraken, zo vriendelijk om een kleine verfijning aan te brengen in mijn plan. Hij vertelde dat veel gentlemen uit dit koninkrijk de afgelopen tijd hun herten hadden afgeschoten en dacht dat het gebrek aan wild heel goed aangevuld zou kunnen worden met de lichamen van jongetjes en meisjes, niet ouder dan veertien en niet onder de twaalf. In alle districten zijn heden ten dage zoveel kinderen van beider geslacht, die nu al bijna doodgaan van de honger doordat ze geen werk en baan hebben, dat ze vast afgestaan zullen worden door hun ouders — als die nog in leven zijn —, of anders door hun naaste verwanten. Maar ondanks dat ik voor deze zo uitmuntende vriend, die daarnaast ook nog zo vaderlandslievend is, veel achting heb, kan ik niet helemaal meegaan met zijn gevoelens. Naar zijn ervaring, verzekerde mij mijn Amerikaanse vriend, is het vlees van jongetjes door onafgebroken lichaamsbeweging over het algemeen taai en mager, zoals dat van schooljongens. Daarnaast heeft het een onaangename smaak en zou vetmesten niet tegen de kosten opwegen. Wat de meisjes betreft zou dat, naar mijn bescheiden mening, voor de [ 293 ]bevolking geen verlies betekenen, omdat zij binnen afzienbare tijd zelf zouden kunnen gaan fokken. Daarnaast is het niet onwaarschijnlijk dat sommige mensen met gewetensbezwaren, geneigd zouden kunnen zijn een dergelijke gang van zaken af te keuren (hoewel geheel ten onrechte), als iets dat enigszins aan wreedheid grenst en ik moet toegeven dat dat bij mij ook altijd het grootste bezwaar is geweest tegen elk voornemen, hoe goed bedoeld ook. Maar om mijn vriend vrij te pleiten wil ik daar wel nog aan toevoegen, dat hij toegaf dat deze oplossing hem ingefluisterd was door de befaamde Psalmanazar, een bewoner van het eiland Formosa, die meer dan twintig jaar geleden van daar naar Londen verhuisde, en tijdens een gesprek met mijn vriend vertelde dat als in zijn geboorteland een jongmens ter dood gebracht werd, de beul het kadaver als een lekkernij aan belangrijke lieden verkocht. In zijn tijd werd het lichaam van een mollig vijftienjarig meisje, dat eerst gekruisigd was omdat ze de keizer had willen vergiftigen, rechtstreeks van de galg in stukken gesneden en voor vierhonderd kronen verkocht aan de Zijne Keizerlijke Hoogheids onderminister en andere mandarijnen van het hof. Ik kan trouwens ook niet ontkennen, dat het koninkrijk er niet slechter aan toe zou zijn, als in deze stad hetzelfde zou gebeuren met een aantal mollige meisjes, die nog geen vierstuiverstuk bezitten, zonder draagstoel niet eens naar buiten kunnen, maar wel in schouwburgen en op bijeenkomsten verschijnen met ongewone opsmuk, die ze nooit zelf kunnen betalen.

Sommige mensen die moedeloos van aard zijn, maken zich grote zorgen over het aantal armen, die bejaard, ziek of gebrekkig zijn en hebben mij verzocht mijn gedachten te laten gaan over de weg die bewandeld dient te worden om de natie van een zo zware last te verlossen. Maar ik heb niet de minste moeite met deze zaak, omdat het algemeen bekend is dat deze mensen [ 294 ]dag in dag uit even snel sterven en wegteren door honger en kou en vervuiling en ongedierte, als redelijkerwijs verwacht kan worden. De jonge arbeiders verkeren tegenwoordig in een even hoopvolle situatie, omdat ze geen werk kunnen krijgen en zodoende wegkwijnen door gebrek aan voedsel. Dat neemt zodanige vormen aan dat als ze ooit ingehuurd worden voor wat eenvoudig werk, zij niet eens de kracht meer hebben om dat te volbrengen. Het land en zij zelf zouden zich dus gelukkig prijzen als zij verlost zouden worden van het kwaad dat hen nog te wachten zou kunnen staan.

Ik ben al te lang afgedwaald van mijn onderwerp en zal daar daarom weer naar terugkeren. Ik denk dat het duidelijk is hoe groot voordelen zijn van het voorstel, dat ik gedaan heb en hoe veel dat er zijn, maar ook dat ze van het grootste belang zijn. Op de eerste plaats zou het daardoor, zoals ik al opgemerkt heb, een enorme afname betekenen van het aantal papen, dat ons jaar in jaar uit onder de voet loopt, omdat ze niet alleen de grootste fokkers van de natie zijn, maar ook onze gevaarlijkste vijanden. Daarnaast blijven ze hier met het vooropgezette plan het koninkrijk uit te leveren aan de troonpretendent, waarmee ze voordeel hopen te behalen uit de afwezigheid van zovele goede protestanten, die hebben verkozen liever hun vaderland te verlaten dan thuis te blijven en tegen hun geweten in tienden te betalen aan een door de bisschop benoemde kapelaan.

Op de tweede plaats zullen de armste pachters zelf nu ook iets waardevols bezitten, waarop van rechtswege beslag gelegd kan worden, om daarmee de pacht aan hun landheer te voldoen, omdat hun graan en vee hen al afgenomen zijn en geld voor hen iets onbekends is.

Op de derde plaats kan de berekening van de kosten voor het jaarlijkse levensonderhoud van honderdduizend kinderen niet lager uitvallen dan tien shilling pers stuk, zodat het staatskapitaal jaarlijks toe zal nemen met vijftigduizend pond. Daarbij komt dan nog de winst [ 295 ]door het introduceren van een nieuw gerecht op de dis van alle welgestelde heren in het koninkrijk, die over enige verfijning van smaak beschikken. En omdat de goederen geheel door ons zelf gekweekt en bereid worden, zal het geld eveneens uitsluitend onder ons rouleren.

Op de vierde plaats zullen alle vrouwen, die zich uitsluitend toeleggen op het fokken van kinderen, naast de opbrengst van acht shilling per jaar voor de verkoop, verlost zijn van de kosten voor het levensonderhoud na hun eerste jaar.

Op de vijfde plaats zal dit voedsel ook de taveernes een grote klandizie bezorgen. De wijnkopers zullen vast zo verstandig zijn de beste recepten te bedenken, om de bereiding te vervolmaken, waardoor hun huizen vaak bezocht zullen worden door al die voortreffelijke heren, die zich laten voorstaan op hun verfijnde smaak. En een handige kok, die weet hoe hij zijn gasten in kan palmen, zal zonder twijfel bedenken hoe hij het net zo prijzig kan maken als hij zelf wil.

Op de zesde plaats zal het een grote aanmoediging betekenen voor het huwelijk, dat door alle verstandige naties tot nu toe bevorderd is door middel van beloningen of afgedwongen door wetten en straffen. De zorg en tederheid jegens hun kinderen zou toenemen, als zij zich verzekerd weten van een regeling voor de arme baby's, die door de gemeenschap gedragen wordt, waarbij zij jaarlijks voordeel in plaats van kosten zouden hebben. We zouden toeschouwer zijn van een gezonde wedijver onder de getrouwde vrouwen, wie van hen het vetste kind op de markt zou kunnen brengen. Mannen zouden tijdens hun zwangerschap even dol op hun vrouw zijn, als zij nu zijn op hun drachtige merries en koeien en hun zeugen die gaan biggen. Uit angst voor een miskraam zouden zij hen ook niet langer slaan of schoppen (wat tegenwoordig maar al te vaak gebeurt).

Er zouden nog veel andere voordelen opgesomd kunnen worden. [ 296 ]De uitvoer van vlees in het vat zou bijvoorbeeld kunnen toenemen met een paar duizend kadavertjes. Varkensvlees zou meer in trek komen en de kunst van het bereiden van goed spek zou verbeteren. Daarnaar bestaat bij ons een grote vraag, omdat er aan onze tafels maar al te vaak een grote slachting aangericht wordt onder de varkens, die in smaak en voortreffelijkheid op geen enkele manier te vergelijken zijn met een volgroeid en mollig eenjarig kind, dat het, in zijn geheel geroosterd, heel goed zal doen bij een feestelijke gelegenheid ter ere van de burgemeester of andere openbare festiviteiten. Maar omdat ik het graag beknopt hou, laat ik dit en veel andere zaken achterwege.

Als we aannemen dat in deze stad duizend gezinnen vaste afnemers van kindervlees zouden worden, afgezien van anderen die het inkopen voor feestelijke bijeenkomsten, in het bijzonder bruiloften en doopfeesten, dan schat ik dat Dublin jaarlijks ongeveer twintigduizend kadavertjes zou afnemen en de rest van het koninkrijk (waar ze waarschijnlijke wat minder zullen opbrengen) de overige tachtigduizend.

Ik kan geen enkel bezwaar bedenken, dat tegen dit voorstel ingebracht zou kunnen worden, tenzij er aangevoerd wordt dat daardoor het aantal mensen in het Koninkrijk sterk zal afnemen. Dat geef ik volmondig toe en dat was ook een van de belangrijkste redenen waarom ik het in de openbaarheid heb gebracht. Ik wil dat de lezer zich realiseert, dat ik mijn oplossing uitsluitend berekend heb voor het koninkrijk Ierland en voor geen enkel ander dat ooit op aarde heeft bestaan of, naar ik denk, in de toekomst nog zal bestaan. Daarom hoeft ook niemand bij mij aan te komen met andere oplossingen, zoals vijf shilling per pond belasting heffen van grondeigenaars die in het buitenland verblijven; uitsluitend kleding en huishoudelijke artikelen gebruiken die door ons zelf voortgebracht en vervaardigd zijn; het volledig van de hand wijzen van alle materialen en apparaten die bijdragen aan oneigenlijke luxe; onze vrouwen afhelpen van het doen van grote uitgaven, veroorzaakt door trots, ijdelheid, nietsdoen en gokken; het invoeren [ 297 ]van een schijntje spaarzaamheid, voorzichtigheid en soberheid; leren houden van ons land, waarin we zelfs verschillen van Laplanders en de inwoners van Topinamboe; onze onderlinge vijandigheden laten varen en alle partijen afschaffen; niet langer handelen als de Joden, die elkaar vermoordden op het moment dat hun stad werd ingenomen; een beetje opletten dat wij niet ons land en geweten zomaar verkopen of onze landheren leren dat op zijn minst enig mededogen met hun pachters moeten tonen. Ten slotte dat wij onze winkeliers wat eerlijkheid, ijver en vaardigheid moeten bijbrengen, die zich, als er nu besloten zou worden om alleen maar onze eigen producten te kopen, meteen aaneen zouden sluiten om ons te bedotten met de prijs, hoeveelheid en kwaliteit van hun spullen. Hoewel hen daar vaak en dringend om verzocht is, is het nooit gelukt hen ook maar een enkel voorstel te laten doen om hun handel eerlijk te maken.

Daarom herhaal ik nogmaals dat niemand bij mij aan hoeft te komen met deze of soortgelijke oplossingen, tenzij hij op zijn minst een sprankje hoop koestert dat er ooit een welgemeende en oprechte poging ondernomen zal worden om ze in praktijk te brengen.

Maar wat mijzelf betreft, ik die mijzelf jaren lang heb afgetobd met het verspreiden van zinloze, ijdele en visionaire gedachten en uiteindelijk nog alleen maar kon wanhopen aan succes; ik kwam gelukkig op dit voorstel, dat niet alleen helemaal nieuw is, maar ook iets degelijks en reëels heeft, geen geld kost en weinig problemen oplevert, geheel in onze macht ligt en waarmee wij niet het gevaar lopen Engeland voor het hoofd te stoten. Dit soort handelswaar is namelijk niet geschikt voor de uitvoer, omdat het vlees niet stevig genoeg is om langdurig op te zouten, hoewel ik misschien toch een land zou kunnen noemen, dat met graagte onze hele natie ook zónder zout zou willen opeten. [ 298 ]

Toch houd ik niet zozeer vast aan mijn eigen mening, dat ik elk door wijze mensen voorgesteld aanbod zou verwerpen, als dat maar even onschuldig, goedkoop, eenvoudige en doeltreffend is. Maar voordat er iets naar voren gebracht wordt, dat strijdig is met mijn plan, en een betere oplossing biedt, zou ik de schrijver of schrijvers willen verzoeken zo vriendelijk te zijn twee punten goed te overdenken. Ten eerste: hoe denken zij, bij de huidige stand van zaken, voedsel en kleding te vinden voor honderdduizend nutteloze monden en ruggen. En ten tweede: er zijn in dit hele koninkrijk ongeveer een miljoen schepsels in een menselijke gedaante, die opgezadeld zouden worden met een schuld van twee miljoen pond sterling, als alle kosten van hun levensonderhoud ondergebracht zouden worden in één gezamenlijk aandelenkapitaal; daarnaast kunnen de beroepsbedelaars opgeteld worden bij het totaal aan boeren, landarbeiders en handwerkslieden, samen met hun vrouwen en kinderen, die in feite ook bedelaars zijn. Ik verlang dus dat de politici, die het niet eens zijn met mijn voorstel en misschien zo overmoedig zouden kunnen zijn om een antwoord te wagen, eerst aan de ouders van deze stervelingen zullen vragen, of die zich vandaag de dag al dan niet heel gelukkig zouden prijzen, als zij op eenjarige leeftijd als voedsel waren verkocht, op de manier waarop ik dat beschreven heb. Daardoor zouden ze gespaard gebleven zijn voor de voortdurende ellende die zij vanaf die tijd hebben meegemaakt; onderdrukking door de landheren, zonder geld en handel geen pacht kunnen betalen, gebrek aan dagelijkse levensmiddelen, aan een huis en kleding om zich te beschutten tegen het gure weer en het volstrekt onvermijdelijke vooruitzicht hun nageslacht voor altijd op te zadelen met dezelfde of nog grotere ellende.

In alle oprechtheid verklaar ik dat ik zelf niet het minste belang heb bij het behartigen van dit noodzakelijke voornemen, en geen enkele andere drijfveer heb dan [ 299 ]het algemeen welzijn van mijn vaderland, door onze handel te bevorderen, in het onderhoud te voorzien van onze kinderen, de ellende van de armen te verzachten en de rijken wat plezier te verschaffen. Ik heb geen kinderen van wie ik ook maar één penny kan verwachten; mijn jongste is al negen en mijn vrouw kan geen kinderen meer krijgen.