Heinrich Witte-Wandelgids Bennekom (1902)

Uit Wikisource
Wandelgids voor Bennekom's omstreken door Heinrich Witte I.
Wandelgids voor Bennekom's omstreken werd gepubliceerd in 1902 te Leiden bij E.J. Brill. Dit werk is in het publieke domein.


[ Foto ]
 

straat in centrum van Bennekom

 
[ Titel ]
 

WANDELGIDS

 

VOOR

 

BENNEKOM’S OMSTREKEN

 

DOOR

 

H. WITTE.

 

 

Boekhandel en Drukkerij
voorheen
E. J. BRILL - LEIDEN.

 

 

Inhoud

 
I. De Grintweg[1] pag. 1
II. Het Dorp 6
III. Hoekelum 10
IV. De Breukelerweg - De Heide. 18
V. De Ginkelsche Weg, de Telefoonweg, de Buurthei. 23
VI. Selterskamp en de Pembroekbank. 29
VII. De Hullenberg. 35
VIII. De Fransche Kamp. 42
IX. De schietplaats. 49
X. De tweede Ginkelsche Weg (gedeeltelijk). 53
XI. Naar "Nol in 't Bosch" - I. 57
XII. Naar "Nol in 't Bosch" - II. 63
XIII. Renkum, Oranje-Nassau's-Oord, Wageningsche Berg, Keijenberg. 68
XIV. Naar Wageningen (langs de Dijkgraaf). 74
XV. Nergena. 80
XVI. Nog een wandeling in het westen. 85
XVII. Naar Ede. 89
XVIII. De Zijselt. 92
XIX. Boschbeek en Kwadenoord. 100
XX. Rijtoeren. 106
[XXI.] Verklaring der wegwijzers 110
[XXII.] Kaartje Hoekelum e.o.[2] k1
[XXIII.] Kaartje Wandelingen naar het Oosten k2
Adv. Advertenties a1

  1. In het oorspronkelijke werk is geen inhoudsopgave opgenomen [Wikisource-ed.]
  2. Een overzichtskaart ontbreekt in het gedigitaliseerde werk; In de editie 1909 in Delpher zit deze wel: deze pagina

[ Voorwoord ]
 

VOORWOORD.


Na de verschijning, in Mei des vorigen jaars, in „Eigen Haard", van een drietal artikelen over Bennekom's omstreken, die aanleiding gaven tot een zeer merkbaar toenemende belangstelling in dit schoone gedeelte van Gelderland, werd niet alleen door tijdelijke bezoekers, maar ook door hier wonenden de opmerking gemaakt, dat die als gids voor wandelingen kwalijk bruikbaar waren. Trouwens dit bedoelde ik er ook niet mede; mijn doel was geen ander, dan om de attentie van velen in ons land, die hier onbekend zijn, te wijzen op een streek, welke hoe langer zoo meer als luchtkuuroord in aanmerking komt, en die, om de talrijke schoone en veel afwisseling biedende wandelingen, voor een korter of langer verblijf zeker zeer is aan te bevelen. Een Gids, dacht ik, zal dan wel later komen. De zorg hiervoor meende ik aan de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer te mogen en te moeten overlaten, te meer daar ik wist dat de uitgave van zoodanig boekje ook door haar zeer gewenscht werd.

Toen mij echter bleek dat dit voorloopig wel bij wenschen zou blijven, terwijl ik er lust, tijd en de noodige gegevens voor had, en ik bovendien, zonder bepaald doel, de stafkaart, voor zoo verre het Hoekelum en de [ vi ]naaste omgeving betrof, reeds aangevuld en dit gedeelte geheel op nieuw in kaart gebracht had, zag ik niet in waarom ik mij gedurende een paar wintermaanden daarmede niet zou bezighouden, en wel eerstens met het in kaart brengen van het gedeelte tusschen Hoekelum en Ooster-Eng, en voorts met de verschillende te maken wandelingen zoo nauwkeurig mogelijk te beschrijven. Met dit plan toonde de Voorzitter der genoemde Vereeniging zich dan ook zeer ingenomen, zich bereid verklarende mij al die inlichtingen te geven, welke ik wellicht kon noodig hebben, waaraan hij met de meeste bereidwilligheid gevolg gaf, en waarvoor ik den heer Van Daalen dan ook mijn vriendelijken dank betuig.

Geen ander doel, geen nevengedachte leidde mij daarbij dan waardoor ik mij voelde aangespoord tot het schrijven der artikelen in "Eigen Haard": de belangstelling te bevorderen in de plaats, waar ik mij, sedert ik mij uit mijn ambtelijke leven terugtrok voor goed vestigde, en waar ik van alle zijden zooveel warme genegenheid ondervond; voorts om den bezoekers een middel aan de hand te doen om deze streken in alle richtingen te doorwandelen en te leeren kennen, wat anders zonder gids zoo goed als onmogelijk is.

Van beschouwingen en uitweidingen, waartoe zoo vaak aanleiding was, heb ik mij zoo veel mogelijk onthouden. Als lektuur beteekent dit boekje dus zoo goed als niets. Het moest een wegwijzer zijn en niets meer.

Het derde kaartje, de omstreken van Bennekom tusschen den spoorweg en den Rijn, is, zooals men vanzelf [ vii ]wel zal begrepen, ontleend aan de Stafkaart, met enkele wijzigingen en aanvullingen waar die noodig schenen. In hoofdzaak zijn daarop slechts de richtingen der wegen aangegeven, zoodat b.v. wat daar recht is, soms vrij beduidend slingert. Toch kan het als aanvulling der beide anderen, maar dan ook alleen als zoodanig, beschouwd worden.

Een algemeene, gekleurde kaart, met aanduiding der heuvels, bosschen, heiden, enz., zou zeker zeer wenschelijk zijn, maar dezer samenstelling lag buiten mijn bereik. De bezorging daarvan meen ik dan ook aan de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer te mogen overlaten.

En hiermede den lezer heil; den wandelaar veel genot,

 Bennekom, 1 Maart 1902. W.