I.K. Bonset/Ik Kom

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Ik Kom
Auteur(s) I.K. Bonset
Titel De Primula I
Editie {{{editie}}}
Datering 1915
Genre(s) Poëzie
Brontaal Nederlands
Bron I.K. Bonset (1975) Nieuwe Woordbeeldingen. De gedichten van Theo van Doesburg, Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, ISBN 90-2141-316-7, pp. 44-45.
Auteursrecht Publiek domein

[44]


1915


Ik Kom


’k wil moordenaar zijn
van al wat klein is
gedrochtelijk is
en krom


ik kom, ik kom.


’k wil tusschen
deze sterken handen
te pletter drukken
aan de wanden
de bourgeoisiegevalligheid
en alles waar de mensch aan lijdt


ik kom, ik kom, ik kom,


Het nieuwe lied
komt heerlijk juichen
en zal de wereld
leeren buigen
voor d’almacht
van het echte woord
zooals het nooit nimmer
werd gehoord


ik kom, ik kom, ik kom, ik kom


Die oude god
uit verre tijden
is in ’n zwarten kouden nacht
met eenen slag
ter dood gebracht


[45]


Hij ligt nu stervend
in die handen
waar nog het licht
niet mocht ontbranden
En waar de kilte van het graf
den mensch sloot
voor de waarheid af.


I ik kom, ik kom, ik kom, ik kom, ik kom


En breng een hemel
hier op aard
een dynamische kracht
van woorden
zooals geen sterveling nog hoorde.
Van echte zoete teederheid
als bloemen in den zomertijd.


ik kom, ik kom, ik kom, ik kom, ik kom


Mijn ziel staat als n paard gezadeld
mijn geest staat als ’n open poort
straks kom ik uit die poort gereden
En hullen en draven
langs kerken en graven.
Lang duinen en strand
In zon langs de zee
Dóór de zee
Kletsend, schuimend
En fier als een god
met een vreeselijk geluid
Brul ik mijn lied
als ’n stormwind uit.