Kinderwetje van Van Houten

Uit Wikisource
Staatsblad van het Koningrijk der Nederlanden, 1874, Nr. 130
[ 1 ]

STAATSBLAD

VAN HET

KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.



(N°. 130.) WET van den 19den September 1874, houdende maatregelen tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen.

WIJ WILLEM III, BIJ DE GRATIE GODS. KONING DER NEDERLANDEN. PRINS VAN ORANJE-NASSAU. GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG. ENZ.. ENZ.. ENZ.


Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat eenige maatregelen behooren te worden genomen, ten einde overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen tegen te gaan;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:


Artikel 1.

Het is verboden kinderen beneden twaalf jaren in dienst te nemen of in dienst te hebben.

Artikel 2.

Het verbod van art. 1 is niet toepasselijk op huisselijke en persoonlijke diensten en op veldarbeid.

Artikel 3.

Wegens overtreding van art. 1 zijn aansprakelijk de hoofden [ 2 ]of bestuurders der ondernemingen, in of bij welke het kind in dienst is bevonden.

Heeft de indienstneming plaats gehad buiten weten van de bij het vorig lid aansprakelijk gestelden, en bewijzen deze, dat zij de overtreding, onmiddellijk na daarvan kennis te hebben bekomen, hebben doen ophouden, dan wordt degene aansprakelijk gesteld, die het kind in dienst heeft genomen.

Artikel 4.

Overtreding van art. 1 wordt gestraft met geldboete van f 3 tot f 25 en gevangenisstraf van 1 tot 3 dagen, te zamen of afzonderlijk.

Bij herhaling van overtreding binnen een jaar na eene vroegere veroordeeling wordt altijd gevangenisstraf toegepast.

Overgangsbepalingen.

Artikel 5.

Het verbod van art. 1 dezer wet is gedurende het eerste jaar na haar in werking treden slechts van toepassing op kinderen beneden tien jaren, en gedurende het daarop volgende jaar slechts op kinderen beneden elf jaren.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's Gravenhage, den 19den September 1874.

WILLEM.

 De Minister van Justitie,
 VAN LYNDEN VAN SANDENBURG.

Uitgegeven den vier en twintigsten September 1874.
De Minister van Justitie,
VAN LYNDEN VAN SANDENBURG.