Olympische Oden

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Olympische Oden

Auteur Pindaros
Genre(s) Poëzie
Brontaal Oud-Grieks
Datering Klassieke oudheid
Vertaler J.D. Ankringa
Bron Pindarus. Olympische Zegezangen, in Bijdragen tot de kennis en den bloei der Nederlandsche gymnasiën (1855)
Auteursrecht Publiek domein


IV[bewerken]

Aan Psaumis van Camarina

Zeus verheevne, die den donder, 't onvermoeibaar dravend ros,
Fier beschrijdt, zijne aandrift tempert, of de teugelriemen los
Zwieren laat langs nek en schoften, — aan uw wil getrouw verknocht,
Hebben uwe Dienaressen, door de klanken aangezocht "
Van mijn veelbegaafde cither, my met onverpoosd geweld
Tot getuige van den kampprijs, d'eelsten kampprijs aangesteld,
En de harten van de braven, door geen valschheid ooit bekoord,
Hebben de aangename tijding vrolijk juichend aangehoord, —
Zoon van Cronus, die den Ætna op den trotschen Typhon wringt,
En zijn honderdhoofdig lichaam door de zware pers bedwingt,
O versmaad de jubeltonen van 't Olympisch zegelied,
Om der Dank- en Gunstgodinnen , uwer dochtren wille niet!

Ja, de glans is onverdoofbaar van de wijdvermaarde deugd. —
Psaumis vierspan mocht verwinnen, en de faam verbreidt met vreugd,
Hoe d'olijventak van Pisa hem bekroonend, roem en eer
Aan 't gelukkig Camarina ruim verzekert door haar Heer.
Hoorde Godheid zijne wenschen! 'k Roem den held, die 't edel paard
Opkweekt tot de prijsbehaling, en noch goud noch arbeid spaart,
Om aan disch- en feestgenooten gulle vriendschap aan te bien,
By de burgren vrede en eendracht, welvaart om zich heen te zien,
Levend voor het heil van andren, met een onbesmet gemoed:
Dit was 't doel van al zijn pogen, daartoe was hy opgevoed.
'k Zal de waarheid niet verkleuren door de valschheid mijner reên:
Eén bewijs voor 's menschen grootheid... de ondervinding is 't alleen.
Schoon de grijsheid hem ontsierde, was de zoon van Clymenus
Krachtig toch van hand en voeten, en hy wreekte zich aldus:
Hoe belacht door Lemnus vrouwen, trad hy in der helden baan,
Hulde zich in stalen waapnen , ving den wedstrijd moedig aan,
En verwon de snelle zonen van den norschen Boreas,
Waar Hypsipyle, by 't lijkspel hares vaders , richter was:
Zoo, dus sprak hy, is mijn vlugheid, hand en hart zijn haar gelijk,
O niet te aller tijd van de inborst is de kleur der lokken 't blijk,
Somtijds dragen grijze haren[1], die nog jeugdig zijn en sterk,
Schijnen ongeschikt te wezen voor der helden roemrijk werk.

IV[bewerken]

Aan Psaumis van Camarina

1.

Lieflijk als de geur der bloemen is de hoogverheven deugd,
Die Olympia bekransd heeft; o, ontsang in 't hart verheugd
't Schoon geschenk, dat Psaumis aanbiedt, dochter van den Oceaan[2],
't Rustloos dravend span der Muilen bracht hem de overwinning aan.

Die de luister, Camarina, van uw stad nog heeft vergroot,
Toen hy 't twaleftal der Goden op hun feest zijne offers bood,
Daar hy 't outerblad gestadig met der stieren bloed besproeit,
Om den prijs der eere kampend, 't vijftal dagen onvermoeid,

Met zijn Vierspan, Muil en Kenner. — U toch maakte hy beroemd,
Als hy zijnen vader Acron en den nieuwen zetel noemt.

2.

Van Oenomaus verblijf-plaats en van Pelops, zoo bemind,
Komend, volk- en stadbeschutster Pallas, viert hy welgezind,
't Statig woud u toegeheiligd, 't vruchtbaar overvloedig nat,
Dat de stroom Oanus meevoert, dat het inlandsch meir bevat,

En de eerwaarde watergolven, waar de Hipparis het heir
Mede drenkt, de trotfche Hammen van het bosch met snelheid neer-
waart doet drijven, daar aan d'oever woon- by woonstee telkens rijst,
En men 't volk, zoo traag voor dezen, heden om zijn' ijver prijst.

Altijd strijden moeite en kosten met gevaren om de deugd.
Wijs is naar der burgren oordeel, die in voorspoed zich verheugt.

3.

Redder Zeus, die in de neevlen hoog op Cronus heuvel[3] troont,
't Breede stroomnat van d'Alpheus eert, en Idaas grot bewoont,
't Lydisch speeltuig vergezelle mijner woorden klank gedwee,
Daar ik smeekend tot u nader, o verhoor, verhoor mijn bee:

Eere en luister zy het aandeel dezer burgren vroeg en spa!
Boven al van u, o dappre, winnaar van Olympia,
U verheugend in de rossen, aan Poseidon toegewijd,
Zy uw ouderdom gelukkig tot des levens laatsten tijd,

Psaumis, door uw zoons omgeven! — Die welvarend is en rijk,
Die bezitting heeft en aanzien, is voorwaar een' God gelijk.

Noten[bewerken]

  1. Psaumis had waarschijnlijk grijze haren.
  2. D.i. Camarina, zijn geboortestad.
  3. D.i. de Olympos.