Pagina:Arbeiders.djvu/12

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
10

beefde van schrik. De drie heeren groetten George Delphin vrij verward, deze groette even terug, en het had er veel van, alsof hij hen zonder iets te zeggen. voorbij wilde gaan; onverwachts echter bleef hij voor Mortensen staan en vroeg hem buitengewoon beleefd: Meneer Mortensen, u heeft zeker wel een paar lucifers over?"

Mortensen kromp ineen van schrik, terwijl hij naar de verlangde lucifers zocht; de hoofdcommies stak zeer langzaam en voorzichtig zijne sigaar aan, bedankte voor de moeite, en ging verder.

"Nu, daar zijn wij al heel genadig afgekomen," zeide Hiorth in zijne onschuld.

0, dat wil ik juist niet beweren," antwoordde Örseth, en zijdelings wierp hij eenen boosaardigen blik op Mortensen.

"Vervloekte rekel!" fluisterde de Redacteur bij zich zelf.

"Verleden Zondag hoorde ik bij de familie Falck-Olsen vertellen, dat meneer Delphin veel kans had, spoedig tot kamerheer te worden benoemd," zeide Hiorth, altijd recht in zijnen schik, als hij zijne kennis aan voorname familiën kon luchten. De heeren hadden tijd noch lust, iets op deze woorden te antwoorden; zooals Orseth geraden had, ging ieder nu langs eenen anderen weg naar het Grand-Hôtel, waar men elkaar zou ontmoeten.

De zon scheen nog even fel. Aan de zijde der straat, waar eenigszins schaduw te vinden was, liep zooveel volk, dat het onmogelijk was, spoedig vooruit te komen; de drie heeren vonden het dus maar beter, de hitte te trotseeren en zich in de zon te laten braden. Vluchtig groetten zij in het voorbij gaan hunne bekenden, doch bleven geen oogenblik staan om een praatje te houden, ieder zag dan toch ook, dat zij veel te doen hadden, de groote pakken papier waren van dienst.

In het Departementsgebouw steeg de hitte meer en meer. De oude Hansen zat eenzaam in die groote vertrekken. en zijn hoofd boog zich ook al meer en meer over den hoop papieren die voor hem lag.