Pagina:Cramer, HW - Kunstreis dl 1.djvu/39

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DAGBOEK van den REIZIGER.





Het gezelschap, dat ik in de diligence aantrof, leverde geene stof ter schetsing. Ook was ik weinig gestemd om deel in het gesprek te nemen; nog minder belang boezemde mij het bekende onbeduidende landschap tot aan Naarden in, daar hetzelve gedurende dit jaargetijde steeds overstroomd is. Hooger dreven bereikt hebbende, aan het Geldersch kwartier grenzende, scheen ik vrijer te ademen; en zoo liep ik dan ook, waartoe ik eenen goeden adem behoefde, op eenen draf door Nijmegen, waar ik om zeven ure aankwam. Ik snelde van den officier der wacht naar den plaatsmajoor ter visering van mijnen pas, en van daar weder naar het bureau van policie, (dat een fooitje kostte? geraden), om nog met den snelwagen, die op zijn vertrek stond, mijne reis dien avond naar Kleef te kunnen voortzetten. Als de laatst aangekomene, kwam ik op den bijwagen te zitten, waar ik van mijne reisgenooten vernam, dat van Kleef naar Aken de diligence niet geregeld doorreed, en men genoodzaakt was in