Pagina:In de sneeuw.djvu/28

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
26

ten eene preek en eene berisping, zooals ze dit gewoon waren.

Zoodra de predikant ophield met spreken, begonnen de boeren toebereidselen te maken om heen te gaan; en dominé, die meende te zien, dat zij zich schaamden, vroeg ernstig, maar op gemoedelijken toon:

„Kom, laat me nu hooren, wanneer gij het hout zult laten vervoeren; gij weet allen, waar het ligt; het is immers maar een beetje.“

„Och, neen, zoo bijzonder véel is het niet,“ meende er een.

„Neen, wat de hoeveelheid betrof, dàÀr behoefde men niet eens over te spreken,“ oordeelde een ander.

Een derde verzekerde, dat hij gemakkelijk den heelen boel in één dag met zijn eigen paarden zou kunnen weghalen, — meer was er niet.

„Wel neen; dus behoeven we niet langer over de zaak te praten. Maandag begint gijlieden het hout te halen; en ik denk,“ voegde dominé Jürges er lachende bij, „ik denk, dat de eerste die ik zie, Knud zelf zal zijn.“

Dat was de man met de zalvende stem; maar