Pagina:Noodlot.djvu/151

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
150

worden kon als het geweest was. Ik bekende ongelijk.

— Je hadt het niet.

— Het is mogelijk. Ik weet het niet meer. Toen voelde ik het zoo. Ik wachtte en wachtte op een enkel woord van jou of van je vader. En ik kreeg niets.

— Neen niets! snikte zij. En toen?

— Wat zoû ik toen gedaan hebben?

— Waarom ben je niet zelf gekomen, o, waarom ben je niet eens zelf naar ons toe gekomen! vleide zij, smartelijk verwijtend.

Hij zweeg een oogenblik, zijne gedachte verzamelend, zich niet meer herinnerend.

— Zeg Frank? smeekte Eve. Waarom ben je zelf niet gekomen?

— Ik weet het niet meer! sprak hij suf.

— Heb je daar dan geen enkel oogenblik over gedacht?

— Ja, jawel! stamelde hij.

— Maar waarom dan niet?

Hij barstte in eene snikkende smart uit, zijne tranen opetend, radeloos.

— Omdat ik gebroken was: omdat ik me zoo ongelukkig voelde, zoo ontzettend ongelukkig. Ik had altijd cynisch gedacht over vrouwen en van ze te houden en dat alles en toen... toen met jou...!! Het was zoo nieuw, zoo frisch voor me, ik voelde me als een jongen, ik was verliefd op je en ik hield van je, ook niet alleen omdat je mooi was, maar om alles wat je zei of deê, omdat je was zooals je was, zoo kalm altijd en zoo lief... o God, ik aanbad je. En toen is dat alles gekomen, dat getwijfel en die akeligheden, ik weet het nu