Pagina:Noodlot.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

HOOFDSTUK II.


I.


Na de table-d'hôte in het Brittania-Hotel te Drontheim, gingen de vrienden door de breede, stille straten, met hare lage, houten huizen, de stad uit in de richting van den Gjeitfjeld, toen zij in de voorstad Ihlen een ouden heer inhaalden, die, van een jong meisje vergezeld, blijkbaar dezelfde wandeling meende te maken. Aan de table-d'hôte hadden zij eenige plaatsen van elkaâr afgezeten en daar deze zweem van bekendheid op den eenzamen weg een groet billijkten, namen Frank en Bertie hunne hoeden af. De oude heer, in het Engelsch, vroeg hun haastig of zij den weg wisten naar den Gjeitfjeld: hij was het met zijne dochter, die halsstarrig bij de uitspraak van haar Baedeker bleef, niet eens. Een gesprek vloeide uit dit verschil van meening; de beide jongelui vroegen verlof zich te mogen aansluiten: Frank meende dat Baedeker gelijk had.

— Papa vertrouwt nooit op Baedeker! sprak het jonge meisje met een rustigen glimlach, terwijl zij haar roode deeltje, waarin zij den weg had