Pagina:Noodlot.djvu/31

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

30

En dit is nu toch Noorwegen! Ik stelde me Noorwegen altijd geheel en al voor, als het Romsdal is, woest met ruwe gebergten als den Romsdalhorn en den Trolltinder en met woedende watervallen als de Sletta-fos, en dit is zoo allerliefst, zoo zacht met al dat blauw! Ik zoû hier op dit punt wel een kasteel willen bouwen en hier blijven wonen, en dan zoû ik mijn kasteel Eve-Bower noemen en een heele boel witte duiven houden; die zouden zoo aardig vliegen in die blauwe lucht....

— Lieve meid! lachte Sir Rhodes. 's Winters zal het hier wel anders zijn.

— Nu goed, anders maar toch mooi. 's Winters hoû ik ook dol van woeste stormen en het fjord hier zoû bruisen, onder aan mijn kasteel en er zouden grijze nevels hangen over die bergen daar! Ik zie het al!

— Kom, je zoû bevriezen! sprak papa nuchter tegen.

— Wel neen, ik zou voor een groot torenraam zitten mijmeren met Dante of met Spencer... Houdt u van Dante en van Edmund Spencer?

Het laatste was gericht tegen Frank, die beteuterd naar Eve's extaze had geluisterd en die nu wat schrikte; ja, ziet u, Dante kende hij bij naam, maar van dien Spencer had hij zelfs nooit gehoord, nog wel van Herbert....

Wat, kende hij Edmund Spencer niet? Una en de Redcrossknight niet en Britomartisch niet, hoe was het mogelijk?

— Lieve meid, wat dweep je toch met die dwaze allegorieën! sprak papa.

— Ze zijn prachtig, papa! ging Eve beslist voort.