Pagina:Noodlot.djvu/46

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

45

— Ze zal me als een schoolmeester hebben gevonden, dacht hij ontevreden. Waarom mag ze niet lezen wat ze wil: ze heeft mijne permissie niet noodig voor haar lectuur, ze is ontwikkeld genoeg... Ze zal me geweldig pedant hebben gevonden.

— Frank! vroeg Bertie op eens.

— Wat? antwoordde Frank verschrikt.

— We gaan morgen weg van hier, nietwaar?

— Ja, dat was ons plan, ten minste als het weêr beter wordt.

— Hoe heet die barbaarsche plaats, waar we naar toe gaan?

— Veblungsnaes; van daar gaan we door het Romsdal en het Gudbrandsdal.

— En de Rhodes'?

— Ze gaan naar Bergen...

— Ook morgen?

— Ik weet het niet...

En hij verzonk weêr in zijn stilzwijgen, terwijl de natgrijze lucht daarbuiten eene schemering van melancholie naar binnen wierp, terwijl ook melancholie diep in zijne ziel viel... Waartoe genegenheid te koesteren als men scheiden moest na enkele dagen van sympathiek samenzijn! Het was zoo op reis met lieve reisgenooten; was het ook niet zoo in het leven met alles wat men liefhad, was het wel de moeite waard iets lief te hebben en was alle liefde niet éen groot zelfbedrog, waarmeê men zich verblindde in de walging der wereld...