Pagina:Noodlot.djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

59

van eene plaat naar haar opziende, zag Bertie dien glimlach om Eve's lippen, dat beschermend spotachtige en tegelijk zusterlijk liefhebbende en daar hij wist, dat zij hem gaarne mocht, begreep hij er iets van; toch vroeg hij:

— Waarom lach je zoo?

— Om niet, antwoordde zij en zij vervolgde, hem koesterende in haar glimlach:

— Waarom ben je toch geen artist geworden, Bertie?

— Artist? vroeg hij verwonderd. Wat dan?

— Schilder bijvoorbeeld, of schrijver. Je hebt veel artistieken smaak....

— Ik? vroeg hij, nogmaals zeer verwonderd, want hij wist volstrekt niet, dat er iets zeer curieus aesthetisch' in hem was: eene verfijndheid van smaak, slechts aan eene vrouw of een kunstenaar eigen, en hare woorden deden hem zijn eigen karakter in een nieuw licht zien: kende een mensch dan nooit zichzelven, en was dàt waarlijk in hem!

— Ik zoû niets kunnen! sprak hij, een beetje gevleid door Eve's woorden en in zijne verbazing, ondanks zichzelven, eensklaps zeer oprecht, voegde hij er bij:

— En ik zoû er te lui toe zijn....

— Hij schrikte van zijne eigen woorden, als had hij zich bloot gegeven en instinctmatig zag hij op naar Frank, of die hem ook gehoord had.... Geërgerd op zichzelven bloosde hij en lachte om zijne verlegenheid te verbergen, terwijl zij, verwijtend en steeds met haar glimlach, heur hoofdje schudde.