Pagina:Vergif.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

I

Kleine Marius zat braaf en stil in de bank. De heel groote donkerbruine oogen gaven het bleeke gezichtje een uitdrukking van beschroomdheid; en als hij onverwacht een vraag kreeg, dan werd zijn hoofd vuurrood en begon hij te stamelen.

Kleine Marius zat in op één na de laatste bank en een beetje krom; want er was geen rugleuning en het was streng verboden om achterover te leunen tegen de volgende bank.

Het was het uur van de aardrijkskunde, van elf tot twaalf, op een warmen Augustusdag na de vacantie. De zon scheen in den tuin van den rector en op de vier groote appels aan zijn kleinen appelboom. De blauwe gordijnen voor het verste raam waren dichtgetrokken, maar bij het andere had Abraham zich heel vernuftig met strepen van inkt op de vensterbank een zonnewijzer ge-