Parallelle levens/Pyrrhos

Uit Wikisource
< Parallelle levens
Dit is een overzicht van de hoofdstukken van deze levensbeschrijving.

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34

I[bewerken]

1. Over de Thesproten en Molossiërs na de zondvloed vertellen [de historici] dat Phaethon als eerste heerste, een van de met Pelasgos passerenden in Epiros; sommigen [vertellen dat] Deukalion en Pyrrha nadat ze het heiligdom bij Dodona gesticht hadden zich daar vestigden bij de Molossiërs. 2. In latere tijden beheerste Neoptolemos van Achilles, nadat hij zelf het volk had geleid, de streek en liet het na hem aan een opvolging van vorsten over, de naam van Pyrrhiden gegeven: want voor hem was Pyrrhos een kinderlijke bijnaam, en hij noemde één van de wettige kinderen bij Lanassa van Kleodaios van Hyllos Pyrrhos. 3. Vandaar ook dat Achilles in Epiros godgelijke eer kreeg, Aspetos in de plaatselijke tongval genoemd. 4. Na de eersten, nadat de ertussen [regerende] vorsten zich deden verwilderen en hun kracht en levens onbeduiden lieten worden, zegt men dat Tharrhypas als eerste, nadat hij de steden had ingericht door Helleense handelswijzen, schrift en menslievende wetten, vermaard werd. 5. Tharrhypas had Alketas als zoon, Alketas Arybas, Arybas en Troas Aiakides. 6. Deze huwde Phthia de dochter van Menon van Thessalië, een man die beroemd werd tijdens de Lamische oorlog en de grootste eer van de medestrijders na Leosthenes kreeg. 7. Uit Phthia werden er Aiakides dochters Deidameia en Troas, [en] zoon Pyrrhos geboren.

II[bewerken]

1. Nadat de Molossiërs, die in opstand waren en Aiakides verjoegen, Neoptolemos' kinderen naar [zich] toebrachten, doodden ze de gevangengenomen vrienden van Aiakides, Pyrrhos, die nog klein was en gezocht was door vijanden, ontvluchtte hen heimelijk ontvoerd door Androkleides en Angelos, een weinig werkkrachten en voedsters, die het kind verzorgden, genoodzaakt mee te nemen. 2. En nadat hierdoor de vlucht voor hen moeilijker en trager was geworden, gaven ze, toen ze op het punt stonden te worden ingehaald, het kind in handen van Androkleion en Hippias en Neandros, jonge mannen die trouw en sterk van lichaam zijn, nadat ze bevolen hadden uit alle macht te vluchten en trachtten de plaats Megara in Makedonië te bereiken, zijzelf waren deels uit de buurt blijvend, deels zich verzettend hinderlijk voor de achtervolgers tot aan de late avond: toen ze deze daarginds met moeite hebben teruggeslagen, liepen zij die Pyrrhos verzorgen na. 3. Toen de zon al reeds was ondergegaan, zagen ze nadat ze bijna hoop hadden gekregen deze plots afgekapt, toen ze op een rivier die rond de stad stroomde stootten, schrikwekkend en wild om te aanzien, en op de proef gesteld wordend door over te steken geheel en al zonder enige doorwaadbare plaats. 4. De vele regen had immers de stroom buiten zijn oevers doen treden en modderig (gemaakt), en de duisternis maakte het geheel angstaanjagender. 5. Ze zagen vervolgens af om zelf iets te ondernemen, om het kind en de vrouwen die het kind voeden over te zetten, als ze niet enkele streekbewoners die aan de overkant stonden hadden bemerkt. Ze trachtten hen te verzoeken om hen te helpen bij de oversteek, en ze hielden Pyrrhos omhoog roepend en smekend. 6. Ze verstonden hen niet door de heftigheid en het gedruis van de stroom, maar het was tijdverlies te schreeuwen, aangezien men hen niet kon verstaan, totdat iemand iets bedacht en de schors van een eik losmaakte, en met een speld woorden erin schreef die de nood en het lot van het kind duidelijk maakten, daarop omwikkelde hij de schors rond de steen, die als ballast moest dienen, en wierp het weg naar de overzijde; anderen zeggen dat de schors op een speer werd vastgemaakt en aldus overgeworpen. 7. Dus nadat die van de overkant het bericht gelezen hadden en de dringendheid van het moment inzagen, staken ze op gekapte bomen die ze aan elkaar vastmaakten over. 8. En door het lot was diegene van hen die als eerste van hen overstak een Achilles van naam die Pyrrhos meenam; de anderen (van hen) brachten de anderen over zoals het lot het toeliet.

III[bewerken]

1. Nadat ze zo gered en de achtervolgers voor waren, kwamen ze aan onder de Illyriërs bij Glaukias de koning: goed uitkomend dat hij thuis zat met zijn echtgenote, zetten ze het kind in het midden op de grond. 2. Hij was in beraad, vrezend voor Kassander die door Aiakides gehaat was, en bleef voor lange tijd stilzwijgend in beraad met zichzelf. 3. Intussen had Pyrrhos vanzelf gekropen en greep met zijn handen naar de mantel en ging recht staan bij de knieën van Glaukias, die eerst lachte, vervolgens medelijden toonde, daar hij immers als smekeling kwam en huilde. 4. Anderen zeggen dat hij niet voor Glaukias zelf neerviel, maar zichzelf vasthechtte aan een altaar van de goden, het omvattend met zijn handen, en aan Glaukias een daad van de goden leek. 5. En hij gaf daarom ogenblikkelijk Pyrrhos in handen van zijn vrouw, nadat hij had aanbevolen hem samen met hun kinderen op te voeden, en een weinig later toen de vijanden hem opeisten, en Kassander hem tweeduizend talenten aanbood, leverde hij hem niet uit, maar toen hij twaalf jaar was geworden stelde hij hem aan als koning nadat hij hem naar Epirus had weggestuurd met een legermacht.
6. Pyrrhos was van uiterlijk voorkomen koninklijk dat eerder iets angstaanjagend dan eerbiedwekkend had, hij had niet veel tanden, maar het was boven een ononderbroken bot, omdat smalle scheurtjes een vage aanduiding van tandenspleten aangaven. 7. Men meende dat hij zij die miltzucht hadden genas door een witte haan te offeren, en door met zijn voet rustig op de milt van zij die achteroverliggend neerlagen te drukken. 8. Niemand was te arm, noch te onaanzienlijk dat hij niet op deze wijze genezing kreeg als hij erom verzocht. En hij nam de haan aan nadat hij hem geofferd had, en dit eregeschenk was hem zeer welgevallen. 9. Men zegt dat de grote teen van deze voet een goddelijke kracht had, zoals bij zijn levenseinde bleek toen de rest van het lichaam volledig verbrande het ongedeerd en onaangeroerd in het vuur werd teruggevonden. Maar dat was later.

IV[bewerken]

1. Toen hij rond de zeventien jaar was geworden en meende de macht stevig in handen te hebben, viel hem de gelegenheid tot een reis te beurt, daar een van de kinderen van Glaukias met wie hij samen was opgegroeid een huwelijk hield. 2. Toen, nadat ze opnieuw in opstand waren gekomen, verdreven de Molossiërs zijn vrienden en plunderden de schatkist, en leverden zichzelf over aan Neoptolemos. 3. Pyrrhos die op deze wijze de macht had verloren en van allen verlaten was geworden, begaf zich naar Demetrios van Antigonos, die tot vrouw Pyrrhos' zuster Deidameia had, eertijds toen ze nog een meisje was beloofd was als vrouw aan Alexander van Roxane, en nadat deze door ongelukken waren getroffen, de huwbare leeftijd hebbend zelf in het huwelijk trad met Demetrios. 4. Pyrrhos was bij de grote strijd, die bij Ipsos was waar alle koningen strijd voerden, en vocht samen met zij rond Demetrios terwijl hij nog maar een jonge man was, en verjaagde zij die voor hem kwamen en liet zich schitterend opmerken onder de strijders. 5. Nadat Demetrios een nederlaag had geleden liet hij hem niet in de steek, maar behield de hem toevertrouwde Helleense poleis, en nadat deze (Demetrios) een overeenkomst had gesloten met Ptolemaios, voer hij af naar Egypte als gijzelaar. 6. Enerzijds gaf hij aan Ptolemaios in de jacht en lichaamsoefeningen blijk van weerbaarheid en volharding, anderzijds legde hij Berenike ten zeerste in de watten nadat hij meende gezien te hebben dat ze de meeste macht en de eerste was door deugdzaamheid en inzicht onder de vrouwen van Ptolemaios: 7. Hij was zeer begaafd in het zich indringen bij zijn meerderen, daar hij immers ook de geringste verachte, fatsoenlijk en bezonnen in zijn gedrag, en aan hem werd de voorkeur gegeven uit de jonge leiders om Berenike's dochter Antigone, die ze kreeg bij Philippos voordat ze met Ptolemaios gehuwd was, tot vrouw te nemen.

V[bewerken]

1. Met dit huwelijk, nadat hij nog meer goede faam had genoten, en (daar) Antigone een uitstekende echtgenote voor hem was, kreeg hij het gedaan om geld en een legermacht te krijgen om het koningschap in Epirus te heroveren. 2. Zijn aankomst was niet ongaarne voor velen door hun persoonlijke haat voor Neoptolemos, die wreed en gewelddadig heerste. 3. Maar daar hij vreesde dat Neoptolemos de hulp zou inroepen van andere koningen, sloot hij vrede en vriendschap met hem opdat ze beiden zouden delen in de regering.
4. Enige tijd later waren er die heimelijk hen toornig maakten en verdenking deden ontstaan tegen elkaar. Men zegt dat de oorzaak die Pyrrhos het meest prikkelde, deze oorsprong kende. 5. De koningen hadden de gewoonte in Passaron, een plaats in Molossis, nadat ze aan Zeus Areios geofferd hadden een eed te zweren aan de Epiroten en hen een eed te doen zweren, dat zijzelf enerzijds zouden regeren volgens de wetten, de overigen anderzijds dat ze het koningschap in acht zouden houden volgens de wetten. 6. Dit dus gebeurde in de aanwezigheid van de beide koningen, en ze waren daar met elkanders vrienden, veel geschenken uitwisselend, en ontvangend. 7. Daar schonk Gelon een vertrouwd man van Neoptolemos, nadat hij Pyrrhos vriendelijk verwelkomd had, hem twee paar ploegossen. De daar aanwezige keldermeester Murtilos vroeg om deze aan Pyrrhos: hij gaf het niet aan hem, maar aan een ander, en Gelon ontging het niet dat hij dit zwaar opnam. 8. Dus nadat hij hem had uitgenodigd voor een middagmaal, - zo zeggen sommigen - maakte hij misbruik bij de wijn van zijn jeugdige schoonheid, en bracht hij een voorstel aan om hem over te halen naar het kamp van Neoptolemos en vergif toe te dienen aan Pyrrhos. 9. Murtilos, die alsof hij het goedkeurde en instemde, enerzijds de proef aannam, verraadde het anderzijds aan Pyrrhos: deze beval de opperschenker Aleksikrates in contact te brengen met Gelon, alsof hij met hen wou deelnemen aan de zaak: want Pyrrhos wilde dat aan velen het bewijs van het vergrijp gekend was. 10. Op deze wijze Gelon in de maling nemend werd met hem Neoptolemos in de maling genomen en in de mening verkerend dat de samenzwering op de goede weg was, hield het niet meer voor zich, maar droeg het uit vreugde uit bij zijn vrienden. 11. En eens tijdens een feestje bij zijn zuster Kadmeia, vertelde hij dit tegen deze, menend dat niemand meeluisterde: 12. want er was niemand anders meer dan Phainaretes de echtgenote van Samon, die de kudde schapen en runderkudde voor Neoptolemos leidde, die zelf afgewend naar de muur lag op een aanligbed en scheen te slapen. 13. Nadat ze bij dit alles had meegeluisterd en onopgemerkt was gebleven, ging ze hiermee bij het begin van de dag mee naar Antigone, Pyrrhos' echtgenote, en vertelde haar hetzelfde wat Neoptolemos bij zijn zuster had gezegd. 14. Toen Pyrrhos dit hoorde bleef hij kalm, nadat hij Neoptolemos voor het feestmaal bij een offer had uitgenodigd doodde hij hem, daar hij begreep dat de machtigsten van de Epiroten zich bij hem schaarden en aanspoorden om zich van Neoptolemos af te maken en niet met maar een gedeeld koningschap tevreden te zijn, maar gebruik makend van zijn fysiek de hand te slaan aan grotere ondernemingen, en daar er reden tot argwaan was, moest hij Neoptolemos voor zijn en uit de weg moest ruimen.

VI[bewerken]

1. In herinnering aan Berenike en Ptolemaios, noemde hij het kind dat hem geboren werd bij Antigone Ptolemaios, en noemde hij een stad nadat hij ze gesticht had in de Chersonesos van Epirus Beronikis.
2. Na dit, overwoog hij zorgvuldig vele en grote ideeën, de grootste en eerste hoop om de hand te slaan aan de naburige landen, en hij vond een reden om zich in te mengen in de Makedonische zaken in het volgende voorwendsel. 3. De oudste van Kassanders zonen, Antipatros, had zijn moeder Thessalonike gedood en zijn broer Alexander verdreven. Deze zond een verzoek tot hulp aan Demetrios en deed een verzoek aan Pyrrhos. 4. Terwijl Demetrios door bezigheden werd opgehouden, wierp Pyrrhos zich op en vroeg als loon voor het bondgenootschap Tymphaia en Paravaia van Makedonië en van de geannexeerde gebieden Ambrakië, Akarnanië en Amphilocië. 5. Nadat de jongeman deze had prijsgegeven, bezette hij deze enerzijds met wachtposten, en trachtte anderzijds de overige te bekomen door ze afhandig te maken van Antipatros. 6. Lysimachos de koning die Antipatros maar al te graag ter hulp wou schieten, was zelf in beslag genomen door andere zaken, (maar) daar hij echter wist dat Pyrrhos niets wilde weigeren aan Ptolemaios, zond hij een vervalste brief naar hem, waarin Ptolemaios zou vragen om voor driehonderd talenten van Antipatros af te zien van een veldtocht. 7. Toen Pyrrhos de brief openmaakte zag hij al dadelijk de onbezonnen daad van Lysimachos in: het werd immers niet voorafgegaan door de gebruikelijke begroeting “de vader groet zijn zoon”, maar “koning Ptolemaios groet koning Pyrrhos”. 8. Nadat hij Lysimachos beschimpt had, maakte hij desalniettemin vrede, en ze kwamen bijeen om bij de offerdieren de eed af te leggen. 9. Toen men een stier, een beer en een ram had aangevoerd en de ram uit zichzelf doodviel, moesten de anderen lachen. Maar Pyrrhos werd door de ziener Theodotos tegengehouden, nadat deze gezegd had dat het goddelijk teken de dood van één van de drie koningen voorspelde. Dus op deze wijze hield Pyrrhos zich af van de vrede.

VII[bewerken]

1. Toen de stand van zaken van de doelstellingen voor Alexander zo waren, kwam Demetrios toch nog aan: het was duidelijk dat hij ongenodigd was gekomen en vrees veroorzaakte; nadat ze enkele dagen waren bijeengeweest, begonnen beiden uit wantrouwen elkander te belagen. 2. Toen de gelegenheid daar was doodde hij de jongen en riep hij zichzelf uit tot koning van Makedonië.
3. Hij had al eerder klachten over Pyrrhos, nadat deze strooptochten in Thessalië had gehouden en de aangeboren ziekte van de dynasten, de machtshonger, gaf hun nabuurschap iets angstaanjagend en onbetrouwbaar, nog meer na Deidameia's dood. 4. Daar ze door beiden Makedonië te bezetten op elkaar stoten namen de beweegredenen voor hun geschil toe, Demetrios die een veldtocht ondernomen had tegen de Aetoliërs en overwonnen had, liet daar Pantauchos achter met een grote strijdmacht om het te bezetten, terwijl hijzelf marcheerde tegen Pyrrhos, en Pyrrhos tegen hem toen hij dit vernam. 5. Door een vergissing van weg misten ze elkaar: Demetrios die in Epirus binnenviel plunderde het, Pyrrhos die op Pantauchos stootte leverde strijd met deze. 6. Toen de legermachten slaags raakten, ontstond er een verschrikkelijke en geweldige strijd, ten zeerste rond de aanvoerders. 7. Want Pantauchos waarvan algemeen erkend werd dat hij van de generaals van Demetrios door mannenmoed, handigheid en lichaamskracht de beste was, die durf en trots had, daagde Pyrrhos uit voor een tweegevecht, en Pyrrhos die voor niemand van de koningen moest onderdoen in dapperheid en stoutmoedigheid, die Achilles' roem wilde verwerven meer door dapperheid dan door afkomst, trad door de voorste gelederen recht op Pantauchos af. 8. Eerst was er een lansgevecht, toen ze in handgemeen raakten hanteerden ze hun zwaarden met evenveel vaardigheid als kracht. 9. Pyrrhos ontving één wond, gaf er twee, één in de dij, en één in de nek, en verdreef Pantouchos en sloeg hem neer: hij doodde hem niet, want hij werd weggedragen door vrienden. 10. De Epiroten die aangespoord werden door de overwinning van hun koning en zijn dapperheid bewonderden, en doorbraken met kracht de falanx van de Makedoniërs, en ze doden vele vluchtenden en namen vijfduizend levenden gevangen.

VIII[bewerken]

1. Deze (strijd) vervulde de Makedoniërs niet zozeer met wrevel van hen dat ze geleden hadden en afkeer voor Pyrrhos als wel met zijn roem en bewondering voor zijn dapperheid, en bracht gesprekken tot stand bij degene die zijn daden gezien hadden en met hem slaags waren geraakt in de strijd. 2. Want zij geloofden dat hij in blik, snelheid en beweging op deze van Alexander geleek, en in diens schaduw de heftigheid en omstuimigheid van deze zagen en een afbeelding hiervan, waar de andere koningen in purper, met lijfwachten, met hoofdknikken en stemverheffing, deed alleen Pyrrhos in wapens en gevechten denken aan Alexander. 3. Van zijn kennis en behendigheid in tactiek en strategie kan men bewijzen vinden in de geschriften die hij heeft nagelaten. 4. Antigonos wordt gezegd toen hem werd gevraagd wie de beste generaal was, te hebben gezegd “Pyrrhos, indien hij oud wordt.” Waarmee hij het enkel over die van zijn eigen tijd had. 5. Hannibal verkondigde echter dat van alle generaals Pyrrhus primus was door ervaring en behendigheid, Scipio tweede, hijzelf derde, zoals in het Leven van Scipio beschreven is. 6. Hij schijnt zich enkel en alleen op dit te hebben toegelegd en te hebben bestudeerd, wat hij de koninklijkste wetenschap vond, voor andere verfijndheden schijnt hij geen aandacht te hebben gehad. 7. Men vertelt immers dat, toen men bij een zeker drinkgelag toen hem de vraag gesteld werd of hij Python dan wel Kaphisia de beste fluitspeler vond, hij antwoordde: “Polyperchon (is de beste) veldheer”, zo aangevend dat het voor een koning het beste paste dit na te streven en te weten.
8. Hij was vriendelijk met vrienden en mild van toorn, hartstochtelijk en ijverig in zijn dankbaarheid. 9. En dus heeft hij zich de dood van Aeropos zeer erg aangetrokken, hij zei dat deze slechts iets menselijk was overkomen, maar verweet en berispte zichzelf, omdat hij door het altijd dralen en late dank aan hem niet zijn dankbaarheid had getoond. 10. Want men kan wel een geldschuld voldoen aan de erfgenamen van degene van wie men geleend heeft, maar wanneer men geen beloning voor weldaden tijdens het leven heeft gegeven, grieft dat een eerbaar en rechtschapen man. 11. In Ambrakië was een man die kwaad spraken laster vertelde over Pyrrhos waarvan men meende dat hij hem moest wegsturen, maar Pyrrhos zei “Laat hem maar bij weinigen over ons kwaadspreken opdat hij niet bij alle mensen kwaad zou gaan spreken.” 12. En toen er bij een wijndrinkerij waren geweest die hem beschimpt hadden en daar van beschuldigd werden, vroeg hij aan hen of ze dat daar gezegd hadden. Één van de jongemannen antwoordde daarop: “Jazeker koning: we zouden zelfs nog meer verteld hebben, als we meer wijn tot ons genomen hadden.” Nadat hij hierom gelachen had, liet hij hen gaan.

IX[bewerken]

1. Hij huwde meerdere vrouwen na het heengaan van Antigone omwille van staatsraison en vergroting van zijn macht. 2. Hij nam immers de dochter van Audoleon, koning van Paionië, Birkenna van Bardullios, (koning van de) Illyriërs en Lanassea van Agathokles van Syrakuse, die Korkyra, nadat het veroverd was door hem, als bruidsschat meebracht (tot vrouw). 3. Zoals gezegd had hij dus bij Antigone Ptolemaios, bij Lanassa had hij Alexander, bij Birkenna had hij zijn jongste zoon Helenos. 4. Hij voedde hen allen op zodat ze goed en vurig in de wapens waren, en moedigde hen daarvoor al vanaf hun geboorte aan. 5. Men vertelt immers dat hij toen één van hen toen hij nog een kind was vroeg wie hem zou opvolgen als koning, zou hebben geantwoord: “Die van jullie die het scherpste zwaard heeft.” 6. Dit moet niet achterstaan bij de beroemde vervloeking uit de tragedie: “dat broers met gewet zwaard het huis verdelen.” Zo onverdraaglijk en dierlijk zijn de regels van de heerszucht.

X[bewerken]

XI[bewerken]

XII[bewerken]

XIII[bewerken]

1. Toen hij Pyrrhos dus had teruggedreven in Epirus en deze Makedonië had prijsgegeven, viel deze door het lot de mogelijkheid toe om nietsdoend te genieten van zijn bezittingen en te leven in vrede, regerend over zijn eigen volk. 2. Noch iemand last bezorgen, noch door iemand lastig gevallen worden noemde hij verveling en walging opwekkend, daar hij immers geen rust kon verdragen, “maar verkwijnen deed hij zijn hunkerend hart door ter plekke te blijven; met weemoed verlangde hij naar krijgsrumoer en oorlog.”
3. Volgens wens nam hij een aanvang met zaken om de volgende reden. 4. De Romeinen waren in strijd met de Tarantijnen: deze hadden noch de macht om oorlog te voeren, noch om het bij te leggen door de brutaliteit en minderwaardigheid van de demagogen, en meenden Pyrrhos tot veldheer te maken en voor de oorlog te vragen, omdat hij van de koningen het meeste vrije tijd had en de knapste strateeg was. 5. Van de oudste en verstandigste burger hadden er enerzijds zich openlijk verzet tegen het voorstel maar hadden geen succes door het geschreeuw en geweld van de oorlogsverwekkers, de overigen verlieten anderzijds de ekklesia. 6. Er was slechts één weldenkend man Metoon genaamd, toen de dag begon dat het besluit bekrachtigd zou worden en het volk zitting hield, die een verflenste krans en kleine fakkel nam alsof hij dronken was, een fluitspeelster ging hem voor, terwijl hij al feestend de ekklesia binnenging. 7. Zoals men had kunnen verwachten van het gepeupel van een onordelijke democratie, klapten sommige toeschouwers in hun handen, terwijl anderen lachten, niemand hield hem tegen, maar ze verzochten zelfs de vrouw fluit te spelen en hem om naar voren te komen in het midden om te zingen: en het was waarschijnlijk dat hij dit ging doen. 8. Toen het stil geworden was, zei hij: “Tarantijnse mannen, jullie doen er goed aan zij die willen uitgaan om zich te vermaken en te feesten niets te weigeren: 9. indien jullie verstandig zijn, en geniet allen nog van de vrijheid, omdat andere zaken, leven en levenswijze uitgaan, wanneer Pyrrhos de stad is binnengekomen.” 10. Deze woorden overtuigden de meesten van de Tarentiërs, en door de vergadering verspreidde zich een goedkeurend gemompel. 11. Zij die voor de Romeinen vreesden om uitgeleverd te worden indien het vrede zou worden, beschimpten het volk, omdat ze zich zo mild gedroegen tegenover iemand die hen zo buitensporig hoonde en zich zo liederlijk gedroeg, nadat ze zich gegroepeerd hadden gooiden ze Metoon buiten. 12. Zo werd het besluit goedgekeurd, ze zonden gezanten naar Epirus, niet enkel van henzelf, maar ook van de Italioten, die geschenken meebrachten voor Pyrrhos en zeiden dat ze een verstandige en roemrijke legeraanvoerder zochten, en daar een grote legermacht zou zijn van de kant van de Lucaniërs, de Messapiërs, de Samnieten en de Tarentijnen van tot twintigduizend ruiters, ongeveer driehonderdvijftig duizend voetvolk. 13. Dit spoorde niet enkel Pyrrhos aan, maar gaf ook de Epiroten de moed en de impuls voor de veldtocht.

XIV[bewerken]

1. Er was een zekere Kineas een Thessalisch man, die door zijn voortreffelijk verstand bekend was, men meende dat van de redenaars die door Demosthenes waren opgeleid hij de enige was die door de woorden herinnerde in kracht aan zijn illustere meester. 2. In het gevolg rond Pyrrhos, werd hij naar de poleis gezonden, waar hij Euripides bevestigde dat “het woord alle hinderpalen wegneemt, ook die welke het zwaard van de vijanden zou kunnen oprichten.”
3. Aldus zei Pyrrhos dat hij meer steden door Kineas' woorden dan door de wapens van hemzelf had aangebracht: en voortdurend eerde hij de man in zeer grote mate en maakte hij gebruik van hem. 4. Deze dus toen hij zag dat Pyrrhos zich gereed maakte voor naar Italië te gaan, knoopte een gesprek met hem aan toen hij zag dat hij even tijd had: 5. “Pyrrhos, ze zeggen dat de Romeinen krijgers zijn en over vele strijdlustige volkeren heersen: indien de goden ons toestaan te winnen van deze manen, wat brengt ons dan de overwinning?” 6. En Pyrrhos antwoordde: “Kineas, wat je vraagt is toch makkelijk zelf te bedenken: noch een Barbaarse stad, noch een Helleense stad daar zal in staat zijn weerstand te bieden, indien we de Romeinen verslagen, maar heel Italië zal in onze handen vallen, het dunkt me dat de uitgestrektheid, de vruchtbaarheid en de machtspotentieel aan jou beter dan aan een ander bekent zou moeten zijn.” 7. Dus na even gezwegen te hebben zei Kineas: “Koning, nadat we Italië hebben ingenomen, wat doen we dan?” 8. En Pyrrhos die diens gedachtegang volstrekt niet doorzag, zei: “Vlakbij strekt Sicilië de hand naar ons uit, een welvarend en dichtbevolkt eiland, zeer gemakkelijk te veroveren: het is daar nu immers geheel en al oproer, anarchie in de steden en demagogische onstandvastigheid, Kineas.” 9. Kineas zei daarop: “Dat lijkt wel waarschijnlijk te zijn, maar is dat dan het einde van onze veldtocht, Sicilië in te nemen?” 10. Pyrrhos zei: “Een god geeft en voltooit met succes de overwinning: het wordt voor ons gebruikt als voorspel tot grotere ondernemingen. Wie zou zich immers van Libië en Karthago afhouden als ze gemakkelijk te bereiken worden, daar Agathokles toen hij heimelijk weggevlucht uit Syrakuse en nadat hij met een weinig schepen had overgestoken ze op niets na innam? Opdat nadat we deze beheersen niemand weerstand zal bieden van de vijanden die nu nog overmoedig zijn, wat valt daar tegen te zeggen?” 11. “Niets,” antwoordde Kineas, “het is duidelijk dat het mogelijk is om én Makedonië te heroveren en Hellas te beheersen, zeker met zo'n grote strijdmacht. Als alles voor ons is geworden, wat doen we dan?” 12. En nadat Pyrrhos had gelachen, zei hij: “We zullen veel vrije tijd hebben, en drinkgelagen houden, mijn beste, en ons blij maken met onderlinge gesprekken.” 13. Op dit punt dan van het gesprek zette Kineas Pyrrhos vast, (toen) hij zei: “Welnu dan, wat belet ons nu als we dat willen drinkgelagen te houden en met elkaar onze vrije tijd te delen, daar we dit reeds zonder moeite hebben en bezitten, in plaats van dat we het met bloedvergieten grote inspanningen en gevaren moeten bekomen, en veel slecht doen aan anderen en (zelf veel slecht) lijden?” 14. Met deze woorden kwelde Kineas Pyrrhos meer dan dat hij hem van mening veranderde, nadat hij had ingezien welk geluk hij achterliet, kon hij toch niet weerstaan aan zijn begeerte naar macht.

XV[bewerken]

XVI[bewerken]

1. Nadat Pyrrhos terug in het bezit was van deze (manschappen) marcheerde hij naar Tarente. En Kineas rukte uit met zijn soldaten naar de ontmoeting zodra hij dit vernam, nadat hij was aangekomen in Tarente deed hij niets ongewillig voor noch met geweld tegen de Tarentijnen, totdat de schepen behouden terugkeerden en hij het merendeel van zijn legermacht had samengevoegd. 2. Op dat ogenblik dan, ziend dat de massa zonder grote dwang niemand anders kon redden noch zichzelf redden, maar thuis zouden zitten bij de baden en de feestmaaltijden met wijn terwijl anderen de oorlog voor hen voerden, sloot hij de gymnasia en wandelgangen, waarin ze slenterden terwijl ze in hun gesprekken voor strateeg speelden, en voerde drankgelagen, stoeten en overvloed af als ongepast, 3. riep hen onder de wapens, en bij de lichting van de soldaten was hij zo onverbiddelijk, zodat velen de stad verlieten, die niet gewend aan het worden bevolen een leven zonder genietingen een slavenbestaan noemden.
4. Toen hem werd gemeld dat de Romeinse consul Laevinus tegen hem optrok, terwijl hij Lucanië geheel verwoeste, hadden de medestrijders zich nog niet bij hem gevoegd, desalniettemin vond hij het vreselijk te dulden en lijdzaam te moeten toezien hoe de vijand steeds dichterbij naderde, hij rukte uit met zijn strijdmacht, nadat hij een gezant had vooruitgestuurd naar de Romeinen, indien ze voor de oorlog voldoening zouden nemen met de vriendschap door de Italioten, aan hem de rol van scheidsrechter en bemiddelaar toekennend. 5. Laivinus antwoordde dat de Romeinen Pyrrhos niet aanvaarden als bemiddelaar, noch hem als vijand vreesden, waarop Pyrrhos verder marcheerde en zijn kamp opzette in het midden van de vlakte tussen de steden Pandosia en Herakleia. 6. Nadat hij vernomen had dat de Romeinen vlakbij waren en aan de overkant van de Siriosrivier hun kamp hadden opgetrokken, kwam hij bij de rivier aan om het te bezichtigen. 7. En nadat hij de opstelling, de wachtposten, de orde van hen en het plan van het legerkamp had bestudeerd, was hij verwonderd en toen een van zijn vrienden dichterbij kwam, zie hij: “De opstelling van de barbaren is niet barbaars, Megakles, maar haar nut moeten we nog te weten komen.” 8. En doordat hij nu bezorgd was wachtte hij nog even, omdat hij besloot de medestrijders af te wachten, en om te voorkomen dat de Romeinen als eerste de rivier zouden oversteken, plaatste hij een wachtpost aan de rivier om hen af te weren. 9. De dezen echter haasten zich om die voor te zijn die hij (Pyrrhos) besloten had om af te wachten, begonnen aan de oversteek, de infanteristen bij een doorwaadbare plaats, terwijl de ruiters van vele kanten doorheen de rivier trokken. 10. Daar de Hellenen nadat ze vreesden voor een omsingeling zich terugtrokken, bemerkte Pyrrhos die in verwarring was gebracht dit en gaf het bevel aan de leiders van de infanterie om zich daar in slagorde op te stellen en onder de wapens te blijven, terwijl hijzelf met de ruiterij uitrukte die drieduizend man sterk was, hopend de nog overstekende en ordeloos uiteengestrekte Romeinen te overvallen. 11. Nadat hij de vele schilden boven de rivier had zien tevoorschijn komen en de paarden in slagorde aanrijden, deed hij als eerste een aanval nadat hij (zijn paard) had opgehaald, terstond werd hij van alle kanten bewonderd om zijn glanzende en schitterende wapenrusting die prachtvol versierd was, en hij toonde in zijn daden dat zijn moed niet onderdeed voor zijn roem, ten zeerste omdat hij zich met lijf en leden in de strijd wierp en met kracht (vijanden) van zich afsloeg, niet verward van geest was noch vergat na te denken, maar als iemand die van buiten af toekeek de strijd stuurde, zelf draafde hij overal heen en waar hij meende dat iemand in het nauw werd gedreven kwam hij deze ter hulp. 12. Toen Leonnatos een Makedonisch man een Italiër bemerkte die zijn aandacht had gericht op Pyrrhos, zijn paard tegen hem aanbracht, zich samen met hem verplaatste en samen met hem bewoog, 13. zei hij: “Ziet u die barbaar, koning, die het zware paard met witte poten draag? Die is blijkbaar iets groots en gewaagd van plan. Want hij houdt u in het oog en richt zijn sporen op u, als was het met ziel en hart, en hij bekommert zich niet om de anderen. Maar weest u op uw hoed voor die man.” 14. En Pyrrhos antwoordde: “Leonnatos, men kan het lot onmogelijk ontvluchten: noch deze noch een andere van deze Italiërs zal zich verheugen in het slaags geraken met ons.” 15. Terwijl ze nog aan het converseren waren, stortte de Italiër zich nadat hij de speer in het midden had vastgenomen en het paard bij de teugels op Pyrrhos. Terwijl hijzelf het paard van de koning trof, trof Leonnatos die op zijn beurt wierp tegelijk diens paard. 16. Beide paarden vielen neer, Pyrrhos werd omringd door zijn vrienden weggedragen, terwijl de Italiër al strijdend heenging. Het was van geboorte een Frenaniër, een aanvoerder van een ruiterijafdeling, Oblacus genaamd.

XVII[bewerken]

1. Dit leerde Pyrrhos ten zeerste op te passen: en toen hij zag dat de ruiters terrein verloren, ontbood hij de falanx en stelde hen in slagorde op. Hij gaf zijn krijgsmantel en wapenrusting aan één van zijn gezellen Megakles, verborg zichzelf als het ware onder deze en chargeerde tegen de Romeinen. 2. Nadat deze (de aanval) hadden teruggeslagen en hadden aangevallen, was de strijd voor lange tijd onbeslist, en men zegt dat men zeven alternerende wisselingen van vluchten en achtervolgen nodig had om te beslissen. 3. Het was immers de wapenwisseling, die gelegenheid tot redding had geboden aan de koning zelf, die echter de zaken bijna had doen omkeren en de overwinning had teniet gedaan. 4. Want velen stortten zich op Megakles, de eerste die hem kwetste en neersloeg, Dexius genaamd, nam hem zijn helm en krijgsmantel af en draafde op Laevinus af, aantonend en schreeuwend dat hij Pyrrhos had gedood. 5. Het was dus, door het ronddragen en tonen van de buit tussen de gelederen, die de Romeinen met krijgsgeschreeuw en vreugde vervulde en de Hellenen met moedeloosheid en verbijstering, tot op het moment dat Pyrrhos dit vernam en met ontbloot gelaat voorbij reed, zijn rechterhand uitstekend naar de strijders en zijn eigen stem laten klinken. 6. Tenslotte verdreven de olifanten de Romeinen het meest en de paarden die voor ze nabij waren gekomen hen al onverdraaglijk vonden en de berijders wegdroegen, hij stuurde de Thessalische ruiterij af op in verwarring zijnde (vijanden), hen in een bloedbad verdrijvend. 7. Welnu enerzijds zegt Dionysios dat er van de Romeinen vijftienduizend werden afgenomen, volgens Hieronymos anderzijds slechts zevenduizend, van die bij Pyrrhos dertienduizend volgens Dionysios, volgens Hieronymos sneuvelden hiervan drieduizend: 8. het waren echter de beste van hen, en van de vrienden van Pyrrhos en strategen, verloor hij diegene die hij de hele tijd het meest had ingezet en vertrouwd. 9. Maar desalniettemin nam hij het verlaten legerkamp van de Romeinen, en won hij de met hen geallieerde steden voor zich, en verwoeste hij een uitgestrekt gebied, en was hij zover vooruit getrokken dat hij op niet meer dan driehonderd stadiën van Rome verwijderd was. 10. Vele Lucaniërs en Samnieten kwamen aan na de strijd, hij maakte hen die te laat waren verwijten, maar was duidelijk blij en verheugd, omdat hij slecht met zijn eigen troepen en de Tarantijnen de grote Romeinse legermacht had verpletterd.

XVIII[bewerken]

1. De Romeinen verwijderden Laevinus niet van de macht: er wordt gezegd dat Gaius Fabricius zei dat niet de Epiroten de Romeinen, maar Pyrrhos Laevinus had overwonnen, waarmee hij bedoelde dat niet de legermacht, maar de legeraanvoerders een nederlaag hadden geleden. 2. Ze vulden hun rangen weer aan en vulde de overige ijverig aan, en ze spraken in hun gesprekken over de oorlog met onverschrokkenheid en trots, dat verbijstering opwekte bij Pyrrhos. 3. Dus besloot hij om een boodschapper te zenden om eerst de proef te nemen van de mannen indien ze tot een overeenkomst geneigd zouden zijn, hij meende dat het innemen van de stad en het geheel en al (bezetten) geen kleine zaak was en zeker niet voor de aanwezige strijdmacht zou zijn, de vriendschap en verzoening voor zijn eer na de overwinning mooi zou wezen. 4. Dus zond hij Kineas die de machtigsten ontmoette, en liet geschenken voor de kinderen en echtgenotes van hen sturen in naam van de koning. 5. Niemand nam ze aan, maar ze antwoorden allemaal - kinderen en vrouwen - dat nadat er in het openbaar een verdrag was gesloten zij van hun kant ijverig zouden zijn de koning van dienst te zijn en hem een genoegen te doen. 6. In het onderhoud van Kineas met de senaat waren vele overtuigende en vriendschappelijke voorstellen, werden noch met blijdschap noch bereidwillig ontvangen, ofschoon hij het voorstel van Pyrrhos deed om hun in de strijd gevangen genomen mannen zonder losgeld vrij te laten en hen te helpen Italië te onderwerpen, tegenover de vriendschap van hen voor hem zelf en de straffeloosheid van de Tarentijnen, voor het overige niets voorwendend. 7. Het was desalniettemin duidelijk dat de meerderheid toegaf aan de vrede, overwonnen geworden in een groot gevecht en vrezend voor een andere op een grotere strijdmacht, nadat de Italici zich bij Pyrrhos zouden hebben gevoegd. 8. Dus Appius Claudius, een beroemd man, op grond van ouderdom samen met blindheid van de ogen had afgezien van de politiek en te stoppen, toen hij over de gesprekken van de koning vernam, en het gerucht dat de ronde ging dat de senaat moest stemmen over vrede, hield zichzelf niet in bedwang, maar nadat hij de bedienden had bevolen hem op te tillen, brachten ze hem in een draagstoel door het forum naar de curia. 9. Aangekomen bij de poorten vingen zijn zonen samen met zijn schoonzonen hem op en hem omringend begeleiden ze hem naar binnen, waarop het in de senaat stil werd uit eerbied voor deze man.

XIX[bewerken]

1. Nadat zelf was gaan rechtstaan, zei hij: “Romeinen, eerst was het lot voor mijn ogen lastig te dragen, nu echter erger ik me dat ik bij het blind zijn ook niet doof ben, maar moet horen over jullie schandelijke besluiten en beslissingen, Rome's roem volledig teniet doend. 2. Wel waar zijn de woorden die jullie altijd tot vervelens toe herhalen aan ieder mens, namelijk dat indien de grote Alexander in Italië zou zijn geweest en slaags was geraakt met ons jongemannen en onze vaders in de bloei van hun leven, dus nu niet als onoverwinnelijk zou worden bezongen, maar of door te vluchten of wel door daar te sneuvelen Rome nog meer zou doen roemen? 3. Dat dat holle grootsprekerij en gebluf is tonen jullie aan, Chaoniërs en Molossiërs vrezend die altijd al buit waren van Makedoniërs, en bevend voor Pyrrhos, die een van de lijfwachten van Alexander altijd tenminste met respect behandeld en hem voortdurend bediende, en nu niet om de Hellenen te helpen dan wel om diens vijanden te ontvluchten ronddwaalt in Italië, ons de hegemonie belovend met hulp van een legermacht die zelfs niet eens in staat was een klein deel van Makedonië voor hem te behouden. 4. Denken jullie dus maar niet dat hij jullie loslaat eens hij tot vriend is gemaakt, maar dezen ons niet waardig zullen wachten omdat we voor allen gemakkelijk te overmeesteren zouden zijn, indien Pyrrhos geen straf ontvangt voor zijn overmoedig zijn, maar nog eens een als beloning voor het belachelijk maken van de Romeinen de Tarentijnen en Samnieten toegeschoven krijgt.” 5. Nadat Appius hen zo had toegesproken, vond bij hen een aandrang tot oorlog plaats, en ze zonden Kineas weg met het antwoord dat Pyrrhos Italië moest ontruimen, waarna pas over vriendschap en bondgenootschap gesproken kon worden, zolang hij onder de wapens was, zouden de Romeinen hem bekampen met al hun kracht, al mocht hij nog duizenden Laevini in de strijd doen vluchten. 6. Men zegt dat Kineas, toen hij aan het werken was, er tegelijkertijd werk van maakte en ijverig nastreefden de levenswijze (van de Romeinen) met bewondering te bekijken en de voortreffelijkheid van hun bestuur te begrijpen, en dat hij daarover gesprekken had met de vooraanstaanden en dat de senaat hem een vergadering van vele vorsten leek: 7. voor het volk vreesde hij, dat het zou lijken alsof ze tegen een hydra van Lerna zouden vechten: want reeds was door de consuls een dubbel zo grote groep van soldaten gerekruteerd als de eerste keer, en nog dikwijls de mogelijkheid zou hebben om eenzelfde aantal Romeinen wapens te doen dragen.