Theo van Doesburg/De nieuwe architectuur

Uit Wikisource

De nieuwe architectuur

Auteur Théo van Doesburg
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Datering in Bouwkudig Weekblad, 45e jaargang, nummer 20 (17 mei 1924): pp. 200-204.
Bron Architectuurtijdschriften - Bibliotheek TU Delft 1, 2 en 3.
Auteursrecht Publiek domein

Theo van Doesburgs 'De nieuwe architectuur' is met kleine wijzigingen, herdrukt als 'Tot een beeldende architectuur' in De Stijl, 6e jaargang, nummer 6/7 ([augustus] 1924), waar het gedateerd is 1924.


[p. 200:]

ONTWERP VOOR EEN WOONHUIS.
Architecten: THÉO VAN DOESBURG en C. VAN EESTEREN.

DE NIEUWE ARCHITECTUUR.
THÉO VAN DOESBURG.

Korte samenvatting der architectuur principes gedurende 1916 tot 1923
door den stijlgroep in Holland practisch en theoretisch ontwikkeld.

      De Vorm. 1. De grondslag voor een gezonde ontwikkeling der architectuur (en der kunst in het algemeen) is elk begrip van vorm in den zin van vooropgesteld type te overwinnen. In plaats van de vroegere stijltypen als schablonen te gebruiken om zoodoende vroegere stijlen te imiteeren, is het noodig het probleem der architectuur geheel opnieuw te stellen.

      2. De nieuwe architectuur is elementair, d.w.z. zij ontwikkelt zich uit de elementen van den bouw in den uitgebreidsten zin.
      Deze elementen, als functie, vlak, massa, tijd, ruimte, licht, kleur, materiaal enz., zijn tegelijk beeldende elementen.

      3. De nieuwe architectuur is economisch, d.w.z. zij organiseert hare elementaire middelen zoo zakelijk en spaarzaam mogelijk, zonder verspilling dezer middelen of materiaal.

      4. De nieuwe architectuur is functioneel, d.w.z. zij ontwikkelt zich uit de nauwkeurige vaststelling der practische eischen, welke zij in een helder grondplan vastlegt.

      5. De nieuwe architectuur is vormloos en toch bepaald, d.w.z. zij kent geen a priori aangenomen esthetische vormschema; geen vorm (in den zin der koeken-

200


[p. 201:]

bakkers), waarin zij de functioneele ruimten, uit de practische wooneischen ontstaan, giet.
      In tegenstelling met alle stijlen van voorheen, kent de nieuwe architectonische methode geen in zich gesloten typus, geen grondvorm.
      De indeeling der functioneele ruimten is streng bepaald door rechthoekige vlakken, welke op zichzelf geen individueelen vorm hebben, daar ze hoewel begrensd, (het eene vlak door het andere) tot in het oneindige uitgebreid gedacht kunnen worden, waardoor een koördinaat-systeem ontstaat, waarvan de verschillende punten op een gelijk aantal punten in de universeele, open ruimte, zou correspondeeren. Hieruit volgt, dat de vlakken een directe spanningsverhouding met de open (exterieure) ruimte hebben.

      6. De nieuwe architectuur heeft het begrip monumentaal onafhankelijk gemaat van groot en klein (aangezien het woord „monumentaal” verbruikt is, zet zij daarvoor in de plaats het woord „beeldend”). Zij heeft gedemonstreerd, dat alles is door verhouding, verhouding van het een tot het ander.

      7. De nieuwe architectuur kent geen enkel passief moment. Zij heeft het gat (in den muur) overwonnen. Het venster heeft als openheid, tegenover de geslotenheid van het wandvlak, een actieve beteekenis. Nergens ontstaat een gat of een leegte, alles is door zijn contrast streng bepaald. (Men vergelijke de verschillende contra-constructies, waarin de elementen, waaruit de architectuur bestaat, vlak, lijn en massa, los in 3-ruimtelijke verhouding zijn geplaatst).

      8. De plattegrond. De nieuwe architectuur heeft den wand doorbroken en zoodoende de gescheidenheid van binnen en buiten te niet gedaan.
      De wanden dragen niet meer; zij zijn tot steunpunten teruggebracht. Hierdoor ontstaat een nieuwe, open plattegrond, totaal verschillend van de klassieken, daar binnen- en buitenruimten elkaar doordringen.

      9. De nieuwe architectuur is open. Het geheel bestaat uit één ruimte, welke al naar de functioneele eischen wordt ingedeeld. Deze indeeling geschiedt door scheidingsvlakken (interieur) of door beschuttingsvlakken (exterieur). De eerste, welke de verschillende functioneele ruimten van elkaar scheiden, kunnen mobiel zijn d. w. z. de scheidingsvlakken (de vroegere binnenmuren) kunnen door beweegbare schermen of platen (waartoe ook de deuren gerekend moeten worden) vervangen worden. In een volgend stadium harer ontwikkeling, zal de plattegrond geheel moeten verdwijnen. De in 2 afmetingen geprojecteerde ruimtecompositie, vastgelegd in een plattegrond, zal vervangen worden door een nauwkeurige calculatie der constructie, een calculatie, welke het draagvermogen tot de eenvoudigste maar de meest weerstandbiedende steunpunten zal hebben terug te brengen.
      Hiertoe zal ons de euclydische mathematica geen diensten meer kunnen bewijzen, doch met de non-euclydische berekeningen in vier afmetingen, zal dit gemakkelijk vallen.

      10. Ruimte en tijd. De nieuwe architectuur rekent niet slechts met de ruimte, doch ook met den tijd als accent der architectuur. De eenheid van tijd en ruimte geeft de architectonische verschijning een nieuw en volledig beeldend aspect.
      (4-dimensionaal, tijdruimtelijk beeldingsaspects).

      11. De nieuwe architectuur is anti-kubisch, d.w.z. zij streeft er niet naar, de verschillende functioneele ruimtecellen in één gesloten kubus samen te vatten, maar zij werpt de functioneele ruimtecellen (alsmede luifel-vlakken, balkonvolumen enz.) uit het middelpunt der kubus naar buiten 1), waardoor hoogte, breedte en diepte
————————
      1) In plaats van den Kubus zou het grondschema (niet te verwarren met „grondvorm”) der nieuwe architectuur Howard Hinton's maatpolythoop in 4 afmetingen de z.g.n. Tessaract nabij komen.

201


[p. 202:]

[vertikaal:]

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Maison Particulière, plattegrond begane grond. 1923.]

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Maison Particulière, plattegrond eerste verdieping. 1923.]

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Maison Particulière, plattegrond tweede verdieping. 1923.]

PLAN BEGANE GROND.

PLAN 1e VERDIEPING.

PLAN 2E VERDIEPING.

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Maison Particulière, axonometrie vanuit het oosten. 1923.]

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Maison Particulière, axonometrie vanuit het noorden. 1923.]

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Maison Particulière, axonometrie vanuit het westen van onder gezien. 1923.]

SCHEMA DER ARCHITECTUUR.

DE ARCHITECTUUR, gezien van boven.

DE ARCHITECTUUR, gezien van onderen.

ONTWERP VOOR EEN WOONHUIS (zie ook pag. 200). Architecten: THÉO VAN DOESBURG en C. VAN EESTEREN.

202


[p. 203:]

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Hôtel Particulier, plattegrond begane grond. 1923.]

ONTWERP VOOR EEN HOTEL PARTICULIER.

Architecte:

C. v. EESTEREN en THÉO VAN DOESBURG.

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Hôtel Particulier, plattegrond tweede verdieping. 1923.]

[C. van Eesteren en Th. van Doesburg. Hôtel Particulier, plattegrond eerste verdieping. 1923.]

203


[p. 204:]

+ tijd tot een geheel nieuwe plastische uitdrukking in de open ruimten komen.
      Hierdoor krijgt de architectuur (voor zoover dit constructief mogelijk is — opgave der ingenieurs!) een min of meer zwevend aspect, dat bij wijze van spreken, tegen de zwaartekracht der natuur ingaat.

      12. Symmetrie en herhaling. — De nieuwe architectuur heeft te niet gedaan zoowel de eentonige herhaling als de starre gelijkheid van twee helften, het spiegelbeeld, de symmetrie. Zij kent geen repeteering in tijd, geen straatwand of normalisatie. Een complex is evenzeer een geheel als het zelfstandige huis dit is. Zoowel voor het complex als van de stad gelden dezelfde wetten als voor het afzonderlijke woonhuis.
      Tegenover de symmetrie stelt de nieuwe architectuur de evenwichtige verhouding van ongelijke deelen, d.w.z. van deelen, welke door hun functioneel karakterverschil in stand, maat, proportie en ligging verschillend zijn.
      De gelijkwaardigheid dezer deelen, wordt veroorzaakt door het evenwicht der ongelijkwaardigheid en niet door gelijkheid. Ook heeft de nieuwe architectuur het „voor”, „achter”, „rechts”, ja zoo mogelijk ook het „boven” en „onder” gelijkwaardig gemaakt.

      13. In tegenstelling met de frontaliteit door een starre, statische levensopvatting gehuldigd, biedt de nieuwe architectuur een plastischen rijkdom van alzijdige, tijdruimtelijke, werking.

      14. De kleur. De nieuwe architectuur heeft de schilderkunst als afzonderlijke, imaginaire uitdrukking van harmonie, hetzij secundaire door voorstelling of primaire door kleurvlakken, te niet gegaan.
      De nieuwe architectuur betrekt de kleur organisch in zich en wel als direct uitdrukkingselement harer verhoudingen in tijd en ruimte. Zonder kleur zijn deze verhoudingen geen levende realiteit; zij zijn niet zichtbaar.
      De evenwichtigheid der architectonische verhoudingen wordt eerst zichtbaar realiteit door de kleur. Deze tot een harmonisch geheel te organiseeren (niet in een vlak, niet in 2 dimensies maar in het nieuwe gebied: de 4 dimensionale tijdruimte) is de opgave van den modernen schilder.
      In een verder stadium der ontwikkeling is deze kleur ook te vervangen door gedénaturaliseerd materiaal van eigen kleur (opgave der chemici); doch slechts dan, wanneer de practische eischen dit materiaal vorderen.

      15. De nieuwe architectuur is anti-decoratief. De kleur (en dit moeten de kleurenschuwen trachten te beseffen!) is niet een versierend of ornamentaal, maar een organisch uitdrukkingselement der architectuur geworden.

      16. De architectuur als synthese der nieuwe beelding.
      In de nieuwe architectuur is de bouwkunst begrepen als een onderdeel, de samenvatting aller kunsten, in haar meest elementaire verschijning, als haar wezen.
      Zij stelt de mogelijkheid voorop, 4-dimensionaal te denken, d.w.z. de beeldende architect waartoe ik ook den schilder reken, is genoodzaakt in het nieuwe gebied, de tijd-ruimte te construeeren. Daar de nieuwe architectuur geen enkele imaginatie toelaat (in den vorm van los schilderij of plastiek) is de bedoeling, met alle essentieele middelen een harmonisch geheel te scheppen reeds van aanvang af aanwezig, waardoor elk architectuurelement er toe bijdraagt- op practischen en logischen grondslag, een maximum van beeldende uitdrukking in het leven te roepen, zonder dat daardoor de practische eischen worden geschaad.

      Parijs 1924.

204