Adama van Scheltema/De krekels en de wandelaar
De krekels en de wandelaar van Carel Steven Adama van Scheltema |
Uit Van zon en zomer |
De dag ging heen, zonk eenzaam achter
Een oude wijze vlier,
De meiliedjes werden al zachter,
De wei lag vol getier -
De kleine krekels riepen:
Kom hier! kom hier! kom hier!
'k Sloop zachtjes door de bronzen wei,
Het zong er als een lier, -
Ik hoorde 't - ik was heel dichtbij -
Dan zweeg 't - ik zag geen zier, -
't Was verder dat ze 't riepen:
Kom hier! kom hier! kom hier!
De avond borg zijn schoonheid weg
- Zijn schatkist op een kier -
Ik zag het niet, 'k zocht langs de weg,
Ik zocht zoo'n zingend dier, -
't Was ginder dat ze 't riepen:
Kom hier! kom hier! kom hier!
Ik voelde mij alleen in 't donker,
Een sterretje had pleizier
En lachte met zijn fijn geflonker
Door de oude wijze vlier, - -
Alleen de krekels riepen:
Kom hier! kom hier! kom hier!