Adama van Scheltema/Na den regendag
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Na den regendag door Carel Steven Adama van Scheltema |
Uit Eerste Oogst |
De woeste sterke wind zong zulk een bangen
Zang, de wolken goten hun grauwe kruiken
Op de aarde leeg, - vergeefs sloot ik mijn luiken:
Het was het jagend lied van wild verlangen!
Dien gulden avond vlamde 't in de struiken,
Als tranen op bebloosde kinderwangen, -
Waar 'n roode zon in elken drop bleef hangen,
Ging 'k langs het stralend pad den Zomer ruiken.
Vriend, luister aan mijn borst: - hoort gij den storm,
Die zingt en jaagt - juichend in 't harte viel,
Waarin mijn trane' als rijpe vruchten beven?
Eens spiegelt zich een gansche wereldvorm,
Als zon in dauw, in elke menschenziel - -
Wij weten 't vriend - wij zullen 't niet beleven!