Adama van Scheltema/Peinzerij bij een bloemetje
Peinzerij bij een bloemetje door Carel Steven Adama van Scheltema |
Uit Eenzame liedjes |
Daar heb je weer dat bloempje staan
- Ik weet niet hoe ze 't noemen -
Dat trok me als kind nou 't meeste aan
Van alle rare bloemen.
Dat zette ik op mijn kinderhoed,
Dat moest ik altijd plukken -
O! ik herinner me nog goed
Hoe vreemd dat kon verrukken!
En nou ik 't zoo bekijk, en weer
Bedenk hoe 'k dat bedoelde -
Nou weet 'k toch absoluut niet meer
Waarom ik dat zoo voelde! -
Niewaar-? we vonden 't allemaal
Als kindren heel wat wonders:-
Voor een klein kind is nou eenmaal
Een bloem iets heel bijzonders!
Toen hadde' we - weet 'k nog wel - pleizier
Om boone' in sponzedoozen -
En later zochte' we klaver-vier -
Nog later droogde' we rozen!
Dat leer je dan zoo zoetjes aan
Wel allemaal vergeten:-
Het wonder is er afgegaan,
En je ouwe ziel versleten.
En hoogstens, als je een boek doorblaart,
Vind je nog pro memorie
Zoo'n platgedrukte bloem bewaard: -
Dat was dan "de historie"! -
Toch: - ik voor mij - mij zijn altijd
In me' ouwe-mensche-leven,
Uit me' hééle-kleine-kindertijd,
Twee wondren bijgebleven;
En 'k draag ze zuinig aan mijn hart:-
Een boterham met muisjes,
En 't mooiste bloempje van de mart -
Een maandroosje met luisjes!