Album der Natuur/1858/Volksbenaming

Uit Wikisource
Eene aloude volksbenaming verklaard (1858) door R
'Eene aloude volksbenaming verklaard,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (zevende jaargang (1858), pp. 155-157. Dit werk is in het publieke domein.
[ 155 ]
 

EENE ALOUDE VOLKSBENAMING VERKLAARD.

 

 

Wanneer men de afgelegen dorpen van ons vaderland bezoekt, dan vindt men veelal (hoewel thans reeds niet meer zoo menigvuldig als in vroeger jaren) in de nabijheid der woningen, soms aan den ingang van den hof of moestuin, eenige boomen, die een allervreemdst voorkomen hebben. Het zijn gewassen, die in hoogte ongeveer het midden houden tusschen boomen en struiken, met donkere, altijd groene bladeren, welke in grooten getale aan de digt op een gedrongen takjes gehecht zijn. Zij vooral hebben veel van het snoeimes te lijden gehad, in den tijd toen men er behagen in schepte de boomen te snoeijen en te scheren, ten einde daaraan zoo weinig mogelijk het natuurlijk voorkomen van planten te geven. Althans men vindt heden nog van deze boomsoort exemplaren, welke drie- en vierhoekige zuilen, pyramiden, paauwen en andere dieren moeten voorstellen.

Toen een kruidkundige, die deze plant als Buxus Sempervirens erkende, den dorpeling naar den inheemschen naam van deze boomsoort vroeg, vernam hij tot zijne verbazing, dat het palmen of palmboomen zijn. Op het hooren van dezen naam, die hem de slanke dadelpalmen, de sieraden van Klein-Azië en noordelijk Afrika in het geheugen terugriep, kon hij een ongeloovigen blik niet verbergen, waarop de ander, dit ziende, hem toevoegde, of hij dan het palmhout niet kende, waarvan de timmerman de handvatsels zijner gereedschappen gemaakt heeft, en waaruit zoovele voorwerpen van het dagelijksch leven worden gedraaid en gesneden, tot zelfs lepels en vorken toe.

Deze toelichting van den eenvoudigen buitenman bewees den kruidkundige de juistheid van zijn antwoord. Immers, wanneer dat licht gele, welbekende en teregt zoo hooggeschatte hout in ons geheele vaderland den naam van palmhout draagt, heeft dan niet de dorpeling het regt om den boom, waarvan dat hout afkomstig is, palmboom te noemen? Het bleef voor den kruidkundige echter opmerkelijk, dat deze nederige plant uit de familie der Euphorbiaceën denzelfden naam draagt als die [ 156 ]groote familie, welke het sieraad der keerkringsgewesten uitmaakt, hoewel zij met die «vorsten der plantenwereld," zooals linnaeus ze noemde, in geen opzigt eenige overeenkomst schijnt te hebben. Hij gevoelde zich opgewekt, den oorsprong dier benaming nader te onderzoeken, bij ondervinding wetende, dat een dergelijk onderzoek soms belangrijke uitkomsten kan opleveren tot vermeerdering onzer kennis, hetzij van de verspreiding der planten door menschenhanden, hetzij van de gebruiken der volkeren in vroeger tijden. Ziehier de uitkomst van dit onderzoek.

Wanneer wij onzen Bijbel opslaan, dan vinden wij bij de Evangelisten, dat, toen onze Heer Jezus Christus zijnen intogt in Jeruzalem deed, de schare kleederen voor Hem uit op den weg spreidde. Mattheus en marcus voegen daarbij, dat zij groene takken van de boomen hieuwen en die over den weg strooiden. En johannes (XII: 13) bepaalt dit nog nader, door te vermelden, dat zij takken van palmboomen namen. Men heeft hierbij waarschijnlijk te denken aan den dadelpalm, Phoenix dactylifera, die in Palestina het meest algemeen voorkwam, en nog dikwijls alleen palmboom genoemd wordt.

Reeds in de eerste eeuwen onzer jaartelling is het gebruik dier palmtakken door overlevering geheiligd, en nog wordt, vooral in de Roomsch-Katholijke landen, eene groote hoeveelheid palmbladeren op den Palmzondag, d.i. den jaardag van Jezus intogt in Jeruzalem, in de kerken gebruikt. De teelt der dadelpalmen is dientengevolge belangrijk uitgebreid. Men vindt ze thans op plaatsen, alwaar de vruchten door het koude klimaat niet meer rijp worden, alleen van wege de bladeren gekweekt. Zoo b.v. op de Hyèrische eilanden, bij St. Remo, Nizza en Genua, maar vooral bij Bordighiera, een plaatsje aan de Ligurische kust, alwaar de palmbladeren in groote menigte verkocht worden in het voorjaar voor den Palmzondag der Christenen, in het najaar voor het Loofhuttenfeest der Joden. Geheele scheepsladingen met palmbladeren worden van Bordighiera verzonden, waarvan enkelen ook in Nederland aankomen, om aan onze Israëlitische landgenooten voor hunne Loofhutten te dienen.

Waar het onmogelijk is, om op Palmzondag echte dadelpalmbladeren te verkrijgen, neemt men in plaats daarvan andere bladeren. Zoo zag [ 157 ]berthold seemann hiertoe in Panama de Palma real (Attalea Cohune. Mart.), in Chili de Coquito (Jubaea spectabilis. H. R. K.) gebezigd. (Die Palmen. S. 194.) In Midden- en Noord-Europa gebruikt men vaak geheel andere gewassen voor deze kerkelijke plegtigheden. In Noord-Duitschland, in de Ardennen en in eenige streken van Engeland is het gewoonlijk de ruige of waterwilg, Salix Capraea, die de rol der palmen vervult, hier en daar ook de hulst (Ilex aquifolium); daarentegen gebruikt men in Nederland, langs den Rijn en den Moesel daartoe zeer dikwijls den Buxus Sempervirens, evenzoo als in Frankrijk, alwaar de takken van dezen boom als «buis sacré" op Palmzondag tot versiering der kerken strekken.

Al de planten nu, welke bij de genoemde godsdienstige plegtigheden als plaatsvervangers der dadelpalmen optreden, worden door het volk gemeenlijk ook palmen genoemd, en bepaaldelijk is dit het geval met onzen buksboom of Buxus Sempervirens, die overal in ons vaderland palmboom, heet.

De aloude volksnaam (al klinkt hij den kruidkundige ook barbaarsch in de ooren) vindt dus zijne natuurlijke verklaring in een godsdienstig gebruik, waartoe in verschillende landen onderscheiden planten worden gebezigd, gelijk de groote goethe reeds voor jaren zoo juist heeft gezongen:

Im Vatican bedient man sich
Palmsonntags achter Palmen,
Die Cardinäle beugen sich
Und singen alte Psalmen.
Dieselben Psalmen singt man auch,
Oelzweiglein in den Händen,
Musz im Gebirg zu diesem Brauch
Stechpalmen gar verwenden,
Zuletzt, man will ein grünes Reis,
So nimmt man Weidenzweige.

De onbekendheid met dit feit heeft de uitleggers van shakespeare zeer in verlegenheid gebragt, daar zij niet wisten te verklaren, hoe hij rosalinde laat spreken van een palmboom in de Ardennen. Collier heeft daartoe reeds de gissing gewaagd, dat shakespeare plane-tree (plataan) zou geschreven hebben. Alleen miss baker heeft in haar [ 158 ]Glossary of Northamptonshire Words" de zeer juiste opmerking gemaakt, dat deze plaats duidelijk wordt, wanneer men weet, dat in de Ardennen een inheemsche boom met een exotischen naam bestempeld wordt. Zoo heet in Northamptonshire de waterwilg bij het volk een palmboom, omdat zijne takken met gele bloemen op Palmzondag in de kerken gebruikt worden. (Zie R. seeman. S. 195.)

R.