Album der Natuur/1860/Noordelijkste grens aardappelbouw

Uit Wikisource
De wierzee in den Atlantischen Oceaan (1860) door Anne Tjittes Reitsma
'De wierzee in den Atlantischen Oceaan,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (negende jaargang (1860), pp. 384. Dit werk is in het publieke domein.
[ 384 ]
 

DE WIERZEE IN DEN ATLANTISCHEN OCEAAN.[1]

 

 

In de Annales hydrographiques van 1857 komt eene verhandeling voor van den zeekapitein seps, betreffende de waarnemingen en navorschingen, die hij over de Fucus-banken, de Sargasso-zee der Portugezen in den Atlantischen oceaan, in het werk gesteld heeft. Hij is namelijk van oordeel, dat de Fucus zich aan de oppervlakte van de zee voortplant, maar hij voert daarvoor slechts zulke gronden aan, die van het uitwendig aanzien der planten, niet van physiologische onderzoekingen afgeleid zijn. Hij bestrijdt het gevoelen, dat de Sargasso-zee de verzamelplaats der wieren zijn zou, die de golfstroom uit den Mexicaanschen zeeboezem met zich voert, zoo als rennell beweerd heeft. Hij houdt daarentegen staande, dat de Sargasso-zee veel meer als de bron beschouwd moet worden, waaruit die verstrooide en gewoonlijk gestorvene massa's Fucus voortkomen, die men in de zee der Antillen, ten zuiden van St. Domingo en Portorico, in den Mexicaanschen zeeboezem en in den golfstroom zelven ontmoet. De stroomingen en winden zijn volgens zijn oordeel de eenige oorzaken, dat de in zoo groote menigte opgehoopte waterplanten eene zekere bepaalde ruimte niet kunnen verlaten. Men heeft deze ruimte tot hiertoe in 't algemeen te naauw begrensd, als men haar tusschen de 20° en 36° noorderbreedte en 30° tot 50° westerlengte van Parijs beperkt. Hare uiterste grenzen reiken veeleer oostelijk tot 30° en westelijk tot 81 westerlengte, zuidelijk tot 16° of 17° en noordelijk tot 38° noorderbreedte. Hij merkt daarbij op, dat tusschen 41° en 47° lengte meestal zeer weinig Fucus gevonden wordt, zoodat de ophoopingen dezer waterplanten hoogst waarschijnlijk in twee groote banken gescheiden zijn. Deze ontzaggelijke wierverzamelingen zijn een zoo belangrijk verschijnsel, dat het wel der moeite waard is ze aan een naauwkeurig onderzoek te onderwerpen.

R. 
 

 
  1. Uit petermann's Mittheilungen über wichtige neue Erforschungen auf dem Gesammtgebiete der Geographie, 1858, 10tes Heft.