Anoniem/Bouwkunst/Tijdschriften/J.J.P. Oud

Uit Wikisource
Bouwkunst
Auteur(s) Anoniem
Datum Woensdag 6 juni 1928
Titel Bouwkunst. Tijdschriften. J.J.P. Oud
Krant Nieuwe Rotterdamsche Courant
Jg, nr 85, 156
Editie, pg Avondblad, 2
Opmerkingen Jacobus Johannes Pieter Oud vermeld als J.J.P. Oud, Walter Gropius als Gropius, Ludwig Mies van der Rohe als Mies von der Rohe, Hendrik Petrus Berlage als Berlage, Mart. Stam als Stam, Leendert van der Vlugt als Van der Vlugt, Karel de Bazel als De Bazel
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Bouwkunt

Tijdschriften.

J. J. P. Oud.

      „In een bouwwerk moet men geen enkel onderdeel toelaten, dat uitsluitend tot ornament dient; doch, aldoor rekening houdend met de schoone proporties, moet men alle onderdeelen, die een gebouw eischt, tot ornament maken.”
      Deze uitlatingen van Fénelon (1693) staat als motto boven een uitvoerig geïllustreerd opstel, dat Henry Russell Hitchcock Jr. in het Amerikaansche tijdschrift The Arts wijdt aan het werk van den Rotterdamschen architect J. J. P. Oud en dat uitgaat van de premisse: via de geometrie moet de ingenieurs-oplossing van een bouw, als geheel en in onderdeelen, worden onderworpen aan de scheppende inspiratie van den architect. Dit is de stevige grondslag, waarop hedendaagsche bouwkunst rust. De aesthetica, welke uit deze eischen voortvloeit, moge streng aandoen na het individualisme der 19e eeuw, zij is niet strenger dan de aesthetica der groote stijlen in het verleden, de Grieksche in de 6e en de 5e eeuw vóór Christus, de Fransche in de 12e en de 13e eeuw. Binnen haar canons kan genie, als altijd, bouwen met zuiver en zelfs individueel karakter, zooals het werk van den heer Oud laat zien.
      De theorieën en ook wel het werk van Le Corbusier zijn in Amerika bekend. Minder weet men van de waarlijk hedendaagsche architecten in Duitschland en Nederland. In eerstgenoemd land doen Gropius en Mies von der Rohe werk, dat even experimenteel-belangwekkend, misschien niet zoo schoon van ontwerp is als dat van Le Corbusier. In Nederland is het groote publiek vertrouwd met het werk van de architecten der Amsterdamsche school, wier eclectisch romantische werkwijze door Berlage met de Beurs te Amsterdam is ingezet, en reeds vóór den oorlog had getriumfeerd over de neo-klassieke opvattingen der 19e eeuw, die in Amerika nog zee zeer in zwang zijn. Toch is de ware moderne bouwkunst (tegengesteld aan die van het begin dezer eeuw), zooals zij is uitgesproken in de boeken van Le Corbusier en Gropius, in Nederland vertegenwoordigd: het werk van Oud, dat echter voor den gemiddelden beschouwer ondergaat in de groote hoeveelheid uitstekend werk, dat nog altijd in de traditie van Berlage wordt gebouwd.
      Oud staat in Nederland niet alleen, wat betreft de reactie tegen het eclectisch romantisme en het expressionistisch pittoreske der Amsterdamsche school. De schrijver van het opstel noemt Stam en Van der Vlugt, doch Oud is de „chef d’école”.
      Vervolgens zet hij uiteen, dat Oud minder vrij van vreemde invloeden is geweest dan Le Corbusier. In Frankrijk kon de nieuwste bouwkunst onbelemmerd door het onmiddellijk verleden groeien, in Nederland niet. Berlage, de Bazel, Kramer, de Klerk en andere bouwmeesters hadden een sterke en levende traditie geschapen, die in de scholen werd aanvaard en onderwezen. Met die traditie had de nieuwe manier van Oud te doen, wat het overwinnen van ernstiger uiterlijke en innerlijke belemmeringen eischte, dan waarvoor Le Corbusier heeft gestaan.
      Bij het artikel zijn Oud’s bouwblokken Tusschendijken te Rotterdam en te Hoek-van-Holland en zijn huizen in Oud-Mathenesse afgebeeld. Deze en andere bespreekt de heer Russell Hitchcock, waarbij hij bepaalde invloeden constateert: van Wright en van het cubisme, met name Theo van Doesburg. Ook van een ontwerp gewaagt het opstel, namelijk van de nieuwe Beurs te Rotterdam, waarbij horizontale strooken worden afgewisseld door aluminium raamkozijnen. „Het zou een even groot en even schoon monument der nieuwe richting kunnen zijn als de Beurs van Berlage de oudere richting inluidde”.
      Tenslotte wordt een huis van Le Corbusier gesteld naast het werk van Oud, welke vergelijking is bedoeld om te laten zien, dat de gestrengheid der hedendaagsche aesthetica en de standarizeering van materiaal het individueel karakter niet uitsluiten en niet tot eentonigheid behoeven te leiden.