Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 86/Nummer 305/Ochtendblad/Tijdschriften

Uit Wikisource
(Doorverwezen vanaf Anoniem/Tijdschriften/5)
Tijdschriften
Auteur(s) Anoniem
Datum Zondag 3 november 1929
Titel Tijdschriften
Krant Nieuwe Rotterdamsche Courant
Jg, nr 86, 305
Editie, pg Ochtendblad C, 1
Opmerkingen Leo Tolstoj vermeld als Tolstoj
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein
Tijdschriften.


      De Gids bevat gedichten van J. J. van Geuns, Anthonie Donker en A. W. Grauls. Bijdragen en proza: J. Ravenswood, „Larrios”; R. van Genderen Stort, „De gelukzalige.”
      Henriette Roland Holst vervolgt haar studie over Tolstoj. Dr. D. C. Hesseling schrijft over Dimosthénis Voutyra’s, een Grieksch satiricus.

      In de historische afdeeling gaat De Nieuwe Gids voort met het afdrukken van indertijd verschenen parodieën. Mr. R. H. J. Bakker tracht een verklaring te geven van het een menschenleeftijd lang geduurd hebbend conflict tusschen Willem Kloos en Frederik van Eeden en een karakteristiek van hun persoonlijkheden.
      Jac. van Looy vervolgt zijn „Ouder worden.” Verder noemen wij „De Steen van Kota Gedeh” van mr. dr. D. Albers, „In de Tronk” van J. van Melle, gedichten van Willem Kloos, Hélène Swarth, P. Smink en C. van Tillden Beer Poortugael.
      De kroniek van Willem Kloos is aan Victor van Vriesland gewijd, naar aanleiding van zijn „Voorwaardelijk Uitzicht.” Jan J. Zeldenthuis herdenkt Hugo van Hofmannsthal. Het nummer bevat ook een bijdrage in het Fransch, van Frédéric Egger: „Une renaissance de la langue française?”

      Bij talrijke afbeeldingen schrijft mr. H. F. W. Jeltes in Elsevier’s Maandschrift over de stillevenkunst van Maria van Regteren Altena. W. Jos. de Gruyter vervolgt zijn studie over de moderne Fransche schilderkunst, ditmaal over André Lhote en enkele jongeren.
      Hélène Swarth, Piet Reyne en Else Moresnet hebben verzen bijgedragen. Sara Oudsteyn-Bouterse beëindigt „Jozef in de Rimboe”, van Marianne Gerards is er een vertelling „Trouwdag.”

      Nederlandsch-Indië Oud en Nieuw opent een geïllustreerd artikel van J. W. van Nouhuys over den oorsprong van de toempalkapala der Javaansche batik-saroeng. Dr. Paul Wirz schrijft over het eiland Sabiroet en zijn bewoners. B. M. Goslings vervolgt zijn beschouwingen over het batikken in het gebied der hoofdplaats Djambi.

      De Vuurtoren, een „wegwijzer ter boekenzee”, heeft wijziging en uitbreiding ondergaan. Het tijdschrift staat onder redactie van de dames Saskia Lobo en A. J. Scholte en den heer J. van Dijk.

      In Onze Boeken, geïllustreerde wegwijzer voor boekenvrienden van de firma P. N. van Kampen & Zoon te Amsterdam, schrijft mr. P. H. Ritter jr. over de legende van het boek.

      „De vrucht van den geest klemt bij den schrijver. Over deze wonderlijke figuur in onze samenleving heeft de psychologie nog het laatste woord niet gesproken. Geerten Gossaert plaatst hem bij de zwervers en aapjeskoetsiers, Schiller bij Vader Zeus in den hemel der goden. Maar allen zijn het erover eens, dat hij eigenlijk hier op aarde niet thuis hoort, terwijl hij aan den anderen kant heel het aardsch gewriemel leven in blaast.
      Zoo is ieder boek eigenlijk een schitterende paradox, een samenvatter van de tegenstelling tusschen wereldontstegenheid, verlorenheid in de idee en datgene zonder hetwelk het eenvoudigste praktische leven niet kan. Een paradox ook, omdat elk boek het resultaat vormt van een wisselwerking tusschen leed en vreugde. Geen kunstwerk wordt geboren zonder tranen, geen wetenschappelijk werk zonder het zweet des aanschijns, dat ook den kunstenaar langs de slapen voelt. Maar is er grooter vreugde dan die van den man der wetenschap, wanneer hij aan zijn moeizaam bijeengegaard materiaal de ordening geeft van het systeem, is er grooter vreugde dan die van den kunstenaar, wanneer hij de menschelijke ziel zichzelve herkennen laat in het boek?
      Onder de dramatis personae van de groote legende der literatuur, neemt de uitgever een haast even belangrijke plaats in als de schrijver. Hij moet beschikken over den praktischen kijk van den zakenman om tegemoet te komen aan de leesverlangens der velen, maar hij moet ook het fijne onderscheidingsvermogen bezitten van den geleerde, van den lettré, om aan de geestelijk voornamen uit den lezerskring niet te onthouden het boek waarop zij recht hebben. Hij dient het amuzement, maar hij dient ook de hooge eenzame waarden van het leven, de wetenschap, de idee, de kunst, en brengt er het offer voor van die boeken in de wereld te brengen die het best worden gelezen, dat zijn: de boeken die het minst worden gelezen. Zijn liefde voor het boek leidt hem tot liefde voor de schoonheid. De vrucht van menschelijk denken en menschelijk gemoedsleven wil hij niet aanbieden in pakpapier. Zoo wordt het boek, ook in zijn uiterlijke verschijning, kunstvoorwerp. Het is eigenlijk een doorluchtig geschenk, een boek. Het veredelt doordat men het ziet. En dan, opnieuw, veredelt het doordat men het leest.
      En al die heerlijkheid van boeken wordt daarna opgetast in de welverzorgde bibliotheken die onze boekwinkels langzamerhand aan het worden zijn. Boekverkooper, derde in de rij der dienaren van de literatuur, gij vergist u, indien ge meent dat ge een aanprijzer van waren zijt. Gij zijt een priester van het geestelijk leven. Gij kunt u er niet genoeg van doordringen, dat een koop van een boek een koop is van hoogere orde. Gij, allereerst dient het boek te lezen, te begrijpen, lief te hebben. Van u hangt niet alleen af de quantiteit, maar vooral de qualiteit van wat uw volk leest. Het ambt van boekverkooper is een apostolaat.
      Aan het einde van de legende verschijnt de lezer, de belangrijkste uit heel de rij van figuren die zijn betrokken in den eeredienst van het boek. De nagel van mijn duim is bijna volgeschreven. Daarom tot u, lezer, nog maar één enkel woord. Het is uw leven en het leven uwer gemeenschap, waaruit het boek werd geboren. Het kwam uit u, het keert tot u. Aanvaard het als een talisman. Het brengt u geluk.”

      De redactie van Nova heeft een enquête gehouden: hoe en wanneer verloor u het geloof in Sint Nicolaas? Bekende Nederlanders doen verrassende bekentenissen. Voor een deel gelooven zij nòg aan den Sint! Bijvoorbeeld mr. Henk Scholte, die antwoordde: „Ik begrijp uw bedoelingen niet goed. Sinterklaas bestáát toch?” En ook Fie Carelsen had tot nu toe haar illusie behouden. Cor van der Lugt Melsert is vooral door zijn zoontje aan den Heilige gaan gelooven.
      „Want sedert komt Sint-Nicolaas ook bij ons op visite en dan lijkt hij sprekend op onzen braven Anton Roemer en daar hij deze onverplichte rol al jaren speelt, heeft Cor Jr. er wel vertrouwen in; zoo’n welgedaan goedig man, welk vertrouwen echter verleden jaar een schok kreeg toen hij Herman Kloppers als Sint-Nicolaas vermomd in het Marlotpark tegen kwam, op weg blijkbaar naar kennissen, en hem aansprak. Cor vond dat Sint-Nicolaas zóó afgevallen was en zoo mager, dat het spoedig einde, volgens hem, verwacht kon worden.”
      Het nummer publiceert een Kerstvertelling van wijlen dr. Jan van Epen: „Het Geluk”.

      Het nummer voor November van Die Neue Rundschau is vrijwel geheel gewijd aan de nagedachtenis van Hugo van Hofmannsthal. Het bevat bijdragen van Rudolf Alexander Schroeder, Jakob Wasserman, Hermann Bahr, Hans Carossa, Max Mell, Josef Nadler, Ernst Robert Curtius, Raoul Auernheimer en Heinrich Eduard Jacob, benevens publicaties uit de nalatenschap van den gestorvene.

      Die Form bevat bijdragen met betrekking tot moderne boekkunst en typografie. Theo van Doesburg schrijft over „Das Buch und seine Gestaltung”, Paul Renner verklaart het onderscheid tusschen constructieven en geconstrueerden vorm (bij afbeeldingen). Ook aan de bindkunst wordt aandacht geschonken.
      Das Kunstblatt vraagt aandacht voor de moderne houtsnede. Paul Westheim geeft een overzicht van de hedendaagsche houtsnijkunst met voorbeelden uit Nederland, België, Frankrijk, Engeland, Polen en Rusland. Een uitvoerig opstel kenschetst den Duitschen kunstenaar Ernst Barlach en zijn werk. Andere bijdragen handelen over de moderne kopergravure, den eersten tijd van de lithografie te Berlijn en over zakelijk verzamelen van kunst.

      Onder den titel „Das Wohnhaus als Einheit” geeft het nummer voor November van Innen-Dekoration een overzicht van de beste huizen en eenvoudige woningen van de „Versuchssiedlung” te Breslau. Niet minder dan 48 afbeeldingen, werk van talrijke architecten.

      In Gartenkunst geeft architect Alwin Seifert „Gedanken über bodenständige Gartenkunst”. Hahnel schrijft over de tuinkunst op de tentoonstelling „Wohnung und Werkraum” te Breslau. Dr. Wilhelm Meridies bespreekt het gedenkteeken der stad Frankfort a/d. M. voor de gesneuvelden in den grooten oorlog.