Anoniem en Petrus Herman Scheltema/Salarieering van bouwkundigen arbeid in particulieren en openbaren dienst

Uit Wikisource
Salarieering van bouwkundigen arbeid in particulieren en openbaren dienst
Auteur(s) Anoniem en Red.
Datum Zaterdag 14 juli 1917
Titel Salarieering van bouwkundigen arbeid in particulieren- en openbaren dienst
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 52, 28, 221-222
Brontaal Nederlands
Bron [1] en [2]
Auteursrecht Publiek domein

[221]


221


[...]


Ingezonden Stukken.


Salarieering van bouwkundigen arbeid in particuliere- en openbaren dienst.


      Op de laatst gehouden Algemeene Vergadering van onzen Bond te Utrecht zijn vele klachten over te geringe salarieering van bouwkundige opzichters en teekenaars tot uiting gekomen en de middelen besproken om daarin verbetering te verkrijgen.
      Dat die salarieering over ’t algemeen ver beneden peil is, daarover zijn wij het allen wel eens.
      De tijd is m.i. thans gunstig om deze verbeterd te krijgen, vooral voor hen die in het particulier bedrijf werkzaam zijn.
      Van grootere werkloosheid dan in normale tijdsomstandigheden is geen sprake, integendeel er zijn aanbiedingen die er op wijzen dat de vraag naar bekwame werkkrachten grooter is dan het aanbod.
      Hiervan dienen wij partij te trekken.
      Sedert de oorlog is uitgebroken zijn de loonen van alle werklieden in de bouwvakken zoodanig verhoogd dat de loonen van vele categorieën van werklieden aanmerkelijk hooger zijn geworden dan van vele opzichters en teekenaars.
      Deze wanverhouding mag niet bestendigd blijven en dienen wij dan ook spoedig in overleg te treden met de architecten-vereeniging om het collectief arbeidscontract te herzien, opdat aan onez verlangens wordt voldaan. Op het gebied van arbeidscontracten zijn we nog ver ten achter bij de werklieden en architecten.
      De architecten verkeeren zelf nog in gunstiger omstandigheden dan de werklieden, en vooral in deze tijdsomstandigheden.
      Van werkeloosheid onder de architecten is ook thans geen sprake meer. Verschillende werken, w.o. vele groote, zijn in voorbereiding of uitvoering. Zelfs al komen de eerst bedoelde niet tot uitvoering, dan nog wordt de betrokken architect voor zijn arbeid gehonoreerd.
      De honorarium-tabel voorziet er in dat hij over zijn honorarium niet te klagen heeft. De duurdere bouwstoffen en de hooge arbeidsloonen, waardoor de bouwkosten aanmerkeljk zijn toegenomen, komt het honorarium van architecten in niet geringe mate ten goede.
      Het is dan ook op de vingers na te tellen dat het honorarium van de architecten over ’t algemeen nog in veel grootere mate in verhoogd dan de loonen van de werklieden. Helaas kan dit van de salarissen der opzichters en teekenaars niet getuigd worden. Al zijn de salarissen hier en daar eenigszins verhoogd, over ’t algemeen bleven zij beneden peil.
      Het Bondsbestuur dient onverwijld te eischen dat ook ons salaris in verhouding tot de loonen van werklieden en het honorarium van architecten minstens evenredig wordt verhoogd. Onze actie in deze dient spontaan gesteund te worden door alle vakgenooten, daarom zou het m.i. aanbevelnig verdienen hieromtrent samenwerking te zoeken met alle zuster-vereenigingen.
      Evenals zulks te doen gebruikelijk is bij de werklieden moet er niet lang geboomd, doch gehandeld worden, alleen dan valt op succes te rekenen. Dan blijft nog over de salarissen der openbare betrekkingen verbeterd te krijgen.
      Is het met onze salarissen in het particulier bedrijf al treurig gesteld, in nog hoogere mate is dit helaas het geval met die in openbare betrekkingen.
      Van algemeene bekendheid is het dat de salarissen van schier alle openbare ambtenaren verre beneden peil zijn. Met de verhoogingen der loonen van werklieden zijn met de reeds lang te lage salarissen der ambtenaren in vele opzichten groote wanverhoudingen ontstaan. Dit nu wordt door de administratieve ambtenaren niet zoo zeer gevoeld dan door de technische ambtenaren, aangezien de eersten uit den aard hunner werkkring met deze wanverhoudingen niet zoo van nabij bekend zijn dan de laatsten die dagelijks met de werklieden in aanraking komen en wier loon in den regel wordt uitbetaald onder toezicht van techn. ambtenaren, nl. de opzichters.
      Het is echter nog de vraag, wanneer de adm. ambtenaar al met de wanverhoudingen bekend waren, of ze dan ook hun medewerking wel zouden verleenen om de positie van de technische ambtenaren te verbeteren.
      Ik zeg medewerking, omdat schier alle voorstellen, betreffende techische ambtenaren, althans in ’s Rijks dienst, die niet rechtstreeks tot de z.g.n. ambtenaren van Departementen van algemeen bestuur behooren, (en dit is met bijna alle technische Rijksambtenaren het geval) door de handen van administratief personeel gaan, die in den regel, en vele malen zonder kennis van zaken, over die voorstellen hebben te adviseeren.
      Opmerkelijk is in dit verband, dat over ’t algemeen de salarissen bij het Rijk van het administratief personeel hooger zijn gesteld dan die van het technisch personeel.
      Zij die voldoende bekend zijn met den arbeid van beide categorieën ambtenaren zullen met mij van oordeel zijn dat het tegenovergestelde een juistere verhouding zou zijn tot de dienstprestatie.
      De arbeid toch van een administratief ambtenaar bestaat over ’t algemeen uit routine-werk. Slechts weinigen daaronder verrichten redactiewerk. Zonder uitzondering daarentegen is de arbeid van Technische ambtenaren redactiewerk. Bovendien kan als regel worden aangenomen dat het grootste gedeelte administratieven arbeid nog afkomstig is van en samengesteld wordt door Technische ambtenaren, van wie behalve administratieve kennis ook nog een groote dosis vakkennis, zoowel in theoretischen als practischen zin wordt vereischt.
      Hoe weinig begrip een administratief ambtenaar echter heeft van den werkkring van een technisch ambtenaar, moge uit het volgende blijken.


[222]


222


      Een hoog geplaatst administratief ambtenaar aan een onzer departementen gaf nog niet zoo lang gelefen zijn bevreemding te kennen dat op een bouwwerk van ± ƒ 3.000.000 meer dan één bouwkundig opzichter was werkzaam gesteld. Z.Ed. vond één al meer dan voldoende, want meer nog was hij er over verwonderd dat de opzichter dagelijks op het werk noodig was, hij was n.m.l. van meening dat de werklieden toch wel aan de hand van de bestekteekeningen het bouwwerk zouden kunnen optrekken. Dat veel te verwachten is voor technische ambtenaren van administratieve ambtenaren met dergel. bekrompen opvattingen en kortzichtige begrippen, mag betwijfeld worden.
      Is het dan te verwonderen dat op een der Rijksbouwwerken bestaande uit een 15-tal gebouwen waarvan de bouwkosten ongeveer ƒ 7.000.000 bedragen, slechts 3 opzichters werkzaam zijn gesteld.
      Is het te verwonderen, dat de architect die met de algemeene leiding van het werk belast is zijn diensten ziet beloond met (lach niet) nog geen ƒ 2000 per jaar?
      Is het te verwonderen dat bij dienzelfden tak van dienst de salarissen van alle ambtenaren zoowel hoogere als lagere in rang meer dan te wenschen overlaat?
      Is het te verwonderen dat dientengevolge in nog geen twee jaar tijd een 15-tal ambtenaren dien dienst verlieten?
      Is het niet voor de particuliere architecten die zich zoo gaarne een deel der Rijksbouwwerken zagen toegewezen, en die blijkbaar met den administratieven rompslomp en de belooningen van technischen arbeid in ’s Rijks dienst niet op de hoogte zijn, om kippenvel te krijgen bij de gedachte dat ze dan onder diezelfde voorwaarden zouden moeten werken?
      M.i. toch zou het groote onbillijkheid zijn, voor ’t geval dat Rijkswerken aan particulieren architecten werd opgedragen deze voor hun gelijkwaardigen arbeid hooger te honoreeren dan de technische Rijksambtenaren.
      Het wil mij voorkomen dat de architecten het aan hun stand verschuldigd zijn ook mede te werken voor een behoorlijke belooning van technischen arbeid al geschiedt deze door particulieren dan wel door ambtenaren.
      Ook de opzichters en teekenaars in het particulier bedrijf zijn zulks verplicht aan hun vakgenooten in openbare betrekkingen evengoed als dit de laatsten aan de eersten verplicht zijn.
      Op de algemeene vergadering te Utrecht zijn enkele middelen genoemd om betere arbeidsvoorwaarden te verkrijgen, o.m. zich niet aan te melden voor vacatures waar de arbeidsvoorwaarden onvoldoende zijn.
      Hiertoe dienen wij ons dan ook allen te verbinden.
      Voorbeelden zijn meer dan voldoende aan te wijzen, zelfs ook reeds in onzen Bond, dat dit middel tot gewenschte resultaten kan leiden.


Een oud gediende.


      Naschrift.


      Gaarne voldoen wij aan het ons gedaan verzoek, om dit artikel, dat geplaatst werd in het Technisch Weekblad van den Bond van Technici, over te nemen.
      Met de strekking kunnen wij ons wel vereenigen; echter meenen wij, dat het in het belang der zaak zou zijn geweest, wanneer de inzender minder in algemeene termen had geschreven, meer feiten had genoemd en de enkele, die hij aanhaalt nader had toegelicht.
      Een „oud gediende” kan, dunkt ons, over vrij wat meer gegevens beschikken, om aan een betoog als dit kracht bij te zetten. Wellicht brengt deze opmerking er hem toe, daarmede voor den dag te komen.


Red.