Architectura/Jaargang 5/Nummer 18/Afdeeling Arnhem der Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst

Uit Wikisource
‘Afdeeling Arnhem der Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst. Vergadering van 28 April 1897’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 18 (zaterdag 1 mei 1897), p. 96. Publiek domein.

[ 96 ]

AFDEELING ARNHEM DER MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER BOUWKUNST. vergadering van 28 april 1897.

 Na opening door den voorzitter worden de notulen gelezen, welke den Heer crollaer aanleiding geven eenige opmerkingen te maken. Er wordt nl. beweerd, dat het cementijzer volgens spreker geen toekomst had. Dit nu heeft hij niet gezegd, maar wel, dat er tot heden geen voldoende resultaten bekend waren, om het systeem onvoorwaardelijk voor groote werken aan te bevelen. Spreker komt er nogmaals op terug, dat cement een zoo bij uitstek moeilijk te beoordeelen materiaal is. Is men niet voldaan met de gewone proeven, en wil men meerdere waarborgen, dan moet men naar Charlottenburg. Het ongeluk is, dat hier in Nederland geen proefstation is, noch voor cement noch voor andere materialen. — Doch meene nu niemand dat de chemische onderzoeking van een fabrikaat hem zal inlichten omtrent de bruikbaarheid. Het resultaat dat men krijgt, bestaat slechts uit eene opgave van de scheikundige bestanddeelen van cement; meer niet. Of die cement nu goed is voor het doel, waarvoor men het gebruiken wil, moet men zelf beoordeelen.
 De voorzitter terugkomende tot het programma van den avond, geeft opnieuw het woord aan den secretaris.
 Onder de ingekomen antwoorden bevindt zich een schrijven uit Delft, houdende mededeeling, dat aldaar eene afdeeling der Maatschappij is opgericht met aanvankelijk 31 leden.
 Besloten werd, een gelukwensen aan de nieuwe afdeeling te zenden. De andere stukken werden voor kennisgeving aangenomen.
 De Heer evekink doet nu eenige interessante mededeelingen over middelburg en veere, naar aanleiding der voorgenomen zomer-excursie der afdeeling.
 middelburg is eene vrij oude stad, van welks toren, in den volksmond genoemd „de Lange Jan,” men het geheele eiland overziet. Telde de stad vroeger meer dan 30.000 inwoners, thans sleept ze haar bestaan voort met niet meer dan 16.000 zielen. Onder de bezienswaardigheden worden genoemd de abdij met toren, waarschijnlijk uit de 12e eeuw. In 1492 bijna geheel door brand verwoest, herrees het gebouw echter prachtig, en menig kunstwerk en een rijke boekenschat vond er eene veilige bewaarplaats. In de Domkerk sedert 1577 afgescheiden van de eigenlijke abdij, vindt men het praalgraf van jan en cornelis evertsen. Verder wordt nog genoemd het huis „de Steenrots,” als een goed type der Vlaamsche Renaissance.
 middelburg was rijk aan artistieke gevels en gebouwtjes, doch is bezig gaandeweg haar eigenaardig karakter te verliezen. Daarom, wie kan, ga spoedig zien, hetgeen er nu nog uit dagen van vroegere grootheid bezienswaardig is overgebleven.
 veere wordt ons geschetst als eene plaats, waar men zich op een’ zonnigen Junimorgen in eene Oostersche stad zou wanen. Rijk aan kleur- en lichteffecten is de aanblik, die men krijgt, doch eenzaam en doodsch zijn de straten. Handel en nijverheid staan stil en vele huisjes zijn leeg. Het stadhuis wordt als zeer fraai geroemd en ook inwendig als zeer interessant. Zeven beelden, aldaar prijkende, en voorstellende zeven heeren en vrouwen van veere, geven eenig idée van de welvaart die hier eertijds heerschte.
 Zeer bezienswaardig is de zilveren beker, geschenk van maximiliaan van bourgondië, die als een kostbaar kleinood bewaard wordt. De beker is 57 cM. hoog en een uitnemend staaltje van Renaissance-kunst. Spreker besluit zijne bijdrage met nog eenige mededeelingen over goes, en ontvangt daarna den dank der vergadering voor zijne belangrijke mededeelingen. Als datum voor de excursie wordt thans definitief vastgesteld de 20e en 21e juli.
 Den heer berghuis geeft nu nog als kunstbeschouwing de ingekomen antwoorden op de door het bestuur der gemeentelijke avondschool voor handwerkslieden uitgeschreven prijsvraag voor een diploma.
 De 1e prijs viel ten deel aan den heer ellens en de 2e prijs aan den heer claus. De mededinging was alleen opengesteld voor leeraren aan de ambachts- en avondschool.
 Niets meer aan de orde zijnde roept de voorzitter den leden een tot weerziens toe op den 20en juni aan het station te arnhem en sluit de vergadering.