Bekende monologen uit Shakespeares werk/O thou foul thief, where hast thou stow'd my daughter?
"O thou foul thief, where hast thou stow'd my daughter?" (Othello) | |||
Auteur | William Shakespeare | ||
Genre(s) | Dramatische poëzie, monologen | ||
Brontaal | Engels | ||
Datering | 1603 | ||
Vertaler | *Jules Grandgagnage (2012)
| ||
Bron | Vier eeuwen vertalingen,
| ||
Auteursrecht | CC-BY-SA | ||
Meer over "O thou foul thief, where hast thou stow'd my daughter?" (Othello) op Wikipedia |
Originele tekst van Shakespeare
[bewerken]"O thou foul thief, where hast thou stow'd my daughter?"
ACT I, scene 2
BRABANTIO:
O thou foul thief, where hast thou stowed my daughter?
Damned as thou art, thou hast enchanted her!
For I’ll refer me to all things of sense,
If she in chains of magic were not bound,
Whether a maid so tender, fair, and happy,
So opposite to marriage that she shunned
The wealthy curlèd darlings of our nation,
Would ever have, t' incur a general mock,
Run from her guardage to the sooty bosom
Of such a thing as thou—to fear, not to delight.
Judge me the world if ’tis not gross in sense
That thou hast practiced on her with foul charms,
Abused her delicate youth with drugs or minerals
That weakens motion. I’ll have ’t disputed on.
'Tis probable and palpable to thinking.
I therefore apprehend and do attach thee
For an abuser of the world, a practicer
Of arts inhibited and out of warrant.—
Lay hold upon him. If he do resist,
Subdue him at his peril!
Nederlandse vertalingen onder CC BY-SA licentie
[bewerken]Vertaling: J. Grandgagnage (2012)[1]
"Vervloekte dief! Waar heb je mijn dochter verborgen?"
Monoloog van BRABANTIO in ACT I, scene 2
Hij beschuldigt Othello er in de raadzaal van de doge van Venetië van zijn dochter te hebben gestolen
BRABANTIO:
Vervloekte dief! Waar heb je mijn dochter verborgen?
Verdoemd ben jij die haar met tover lokte!
Aan ieder die bekwaam is tot een oordeel
deze vraag: was het geen toverdwang,
wat was het dan dat haar zo boeide-
een maagd zo zacht, zo mooi en vol geluk,
zij was zo tegen 't huwelijk gekant
dat zelfs elegante rijke jonkers
door haar ontweken werden, en zij zou,
tot spot van iedereen, mijn hoede ontvluchten
voor een boezem zwart als die van jou.
Waarom? Uit vrees, niet voor plezier.
Oordeel, wereld, is het niet zonneklaar
dat hij door duivelskunst haar heeft gestrikt,
haar zuivere jeugd met giften heeft besmet
die wil en geest verzwakken? Dit ligt nu voor.
Dit is het bewijs dat elk verstand kan zien.
En daarom arresteer ik u, bederver
van de wereld met uw zwarte kunst,
want wat de wet verbiedt, dat wordt bestraft.
Grijp nu dit heerschap, en als hij zich verzet,
zo dwing hem neer tot hij zich geeft.