Naar inhoud springen

Conventies van Den Haag 1899

Uit Wikisource
Conventies van Den Haag 1899 door Overheid

Multilateraal verdrag van de Tweede Conventie van Den Haag 1899, aangenomen door 54 landen, in werking getreden op 4 september 1900
 

STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.



(N°. 163.)

Besluit van den 19 den September 1900, bepalende de bekendmaking der verdragen en verklaringen den 29 Juli 1899 ondertekend op de Internationale Vredesconferentie.


Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Gezien de op 29 Juli 1899 ter Internationale Vredesconferentie alhier onderteekende verdragen en verklaringen, te weten:

1°. Het verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen;

2°. Het verdrag betreffende de wetten en gebruiken van den oorlog te land;

3°. Het verdrag betreffende de toepassing op den zeeoorlog van de beginselen van de Conventie van Genève van 22 Au­gustus 1864;

4°. De verklaring, houdende verbod van het werpen van pro­jectielen of ontplofbare stoffen uit ballons of op dergelijke nieuwe wijzen;

5°. De verklaring, houdende verbod tot beziging van projectielen met het eenige doel verstikkende of vergiftige gassen te verspreiden;

6°. De verklaring, houdende verbod tot beziging van kogels, die zich in het menschelijk lichaam gemakkelijk uitzetten of vervormen, zooals kogels met harden mantel, waarvan de mantel niet geheel de kern dekt of van inkervingen voorzien is ,

van welke verdragen en verklaringen een afdruk met verta­ling aan dit besluit gehecht is;

Gelet dat het hierboven onder 1°. vermelde verdrag is goed­gekeurd bij de wet van 9 April 1900 (Staatsblad n°. 54), en de onder 2° en 3° genoemde verdragen bij de wetten van 9 Juli daaraanvolgende (Staatsbladen nos. 126 en 120 ;

Gelet dat de nederlegging der Nederlandsche akten van bekrachtiging van al de hooger vermelde verdragen en verklaringen heeft plaats gehad te 's-Gravenhage op 4 September 1900, behoudens wat betreft art. 10 van het hierboven onder n°. 3 vermelde verdrag dat, ingevolge onderling goedvinden der betrokken Staten, door geen hunner wordt bekrachtigd;

Op de voordracht van Onzen Minister van Buitenlandsche Zaken d.d. 15 September 1900 n. 9944, Directie van het Protokol;

Hebben goedgevonden en verstaan:

De bekendmaking van voorzegde verdragen en verklaringen met vertaling te bevelen door plaatsing van dit besluit in het Staatsblad.

Onze Ministers, Hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur, worden belast, ieder voor zooveel hem betreft, met de uitvoering van hetgeen ten deze wordt vereischt.

's Gravenhage, den 19den September 1900.

WILHELMINA.

De Minister van Buitenlandsche Zaken,
W. H. DE BEAUFORT.

Uitgegeven den tweeden October 1900.
De Minister van Justitie,
CORT V. D. LINDEN.