Da Costa/Miltons klinkdicht
Uiterlijk
< Da Costa
← By het afleggen van uiterlijken rouw over onze onvergetelijke Hanna | Da Costa's Kompleete Dichtwerken (1876) door Da Costa | Iona → |
Uitgegeven in 's-Gravenhage door D. A. Thieme. |
[ 676 ]
MILTONS KLINKDICHT
OP DEN MOORD DER WALDENSEN Aº. 1656.
Zie neer en wreek, o God ! het uitgespreid gebeent'
dier langs der Alpen rug geslachte martelaren,
wier vaadren eeuwen lang Uws Woords belijders waren,
als de onzen nog voor hout en levenloos gesteent'
zich bogen. In uw boek zal nooit de schuld verjaren
van 't bloed der schapen dáár geplengd, het bloed geweend
van moeders met haar kroost tot in den dood vereend
of van haar kroost gescheurd door wreede moordenaren, —
dier langs der Alpen rug geslachte martelaren,
wier vaadren eeuwen lang Uws Woords belijders waren,
als de onzen nog voor hout en levenloos gesteent'
zich bogen. In uw boek zal nooit de schuld verjaren
van 't bloed der schapen dáár geplengd, het bloed geweend
van moeders met haar kroost tot in den dood vereend
of van haar kroost gescheurd door wreede moordenaren, —
toen voor des kerktirans onzalige geboôn
de blinde Piemontees den noodkreet uit de dalen
ten bergen op, en van die bergen tot Gods troon
deed stijgen, die het bloed en de assche Zijner doôn
nog honderdvoudig eens zal zaaien, en verhalen,
zoo ver Italië zich strekt, in zegepralen
Zijns Woords op Babylon en haar driedubble kroon.
de blinde Piemontees den noodkreet uit de dalen
ten bergen op, en van die bergen tot Gods troon
deed stijgen, die het bloed en de assche Zijner doôn
nog honderdvoudig eens zal zaaien, en verhalen,
zoo ver Italië zich strekt, in zegepralen
Zijns Woords op Babylon en haar driedubble kroon.