De Katholieke Illustratie/Jaargang 54/Nummer 23/Bij de plaat op bladz. 274-275

Uit Wikisource
‘Bij de plaat op bladz. 274-275’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Katholieke Illustratie, jrg. 54, nr. 23 (6 maart 1920), p. 272. Publiek domein.
[ 272 ]

BIJ DE PLAAT

OP BLADZ. 274-275

 Pakkend, historisch juist en uitvoerig toont ons Albin Windhausen, de schilder dien onze lezers reeds kennen uit ons jongste Kerstnummer, hoe onze landen in lang vervlogen eeuwen deelachtig werden aan die groote weldaad: de prediking van het Christendom. Een weldaad die wij ongetwijfeld des te dieper waardeerem nu ’t ons zoo duidelijk voor oogen ligt, in de gruwelen van den oorlog en de afgrijselijkheden van het krankzinnige Bolsjewisme, hoe ver de wereld afdwaalt, wanneer zij zich niet laat leiden door de leer des heils, het Evangelie van Onzen Heer Jezus Christus!
 De geloofsverkondiger, op de plaat afgebeeld, is de H. Bonifacius, die in 719 naar onze streken terugkeerde (zijn eerste tocht in 716 was tamelijk wel een mislukking) om met den H. Wiilebrord te werken aan de bekeering van de Friezen en andere Germaansche stammen.
 Vrijmoedig, in vol ornaat trad onze Heilige op, omringd door zijne leerlingen en jeugdige priesters.
 Stond er ergens ineen „heilig woud” een Wodanseik (zie de plaat) of ’n afgodsbeeld, dan hakte hij zoo’n boom zelf om, of gaf daartoe bevel aan zijn volgelingen. (op de plaat draagt een kloosterbroeder een bijl). Daarna verkondigde hij, een kostbaar reliquiekruis in de hand, aan de toegestroomde menigte het H[.] Evangelie. Op de plaat ziet men de verschillende stemmingen door die prediking verwekt, op het gelaat der toehoorders uitgedrukt.
 Links vóór ’n grijsaard met zijn kleinkinderen vol verlangen, ook de vrouwen in het rond met hare kinderen zijn vol nieuwsgierige en oplettende belangstelling, rechts in ’t midden betuigt ook een forsche man reeds zijn geloof in het Evangelie, terwijl rechts terzijde een ernstig zijn twijfels overweegt, een ander nog wrevelig is, enz. Op den achtergrond ziet men een paar Germanen (kenbaar aan hun vleugelhelm) die pas aan komen rijden, en met ernst en bevreemding staren op het voor hen nieuwe en zonderlinge tafreel.
 Meer toelichting behoeft de plaat niet, om elken aanschouwer machtig te treffen. Mogen de zegeningen der ware beschaving, door het Christendom gebracht, niet te loor gaan in den stortvloed van steeds nieuwe en steeds erger dwaasheden, die in onze dagen de wereld teistert! Dat geen Christen zijn erfdeel verspele, door zich af te geven met de bedorven verlokkingen van het nieuwe heidendom!

[ 274-275 ]
 
(Naar de schilderij van Albin Windhausen)

De Prediking van het Christendom aan de heidensche Germanen