De Maasbode/Jaargang 20/Nummer 3591/Letteren en kunst

Uit Wikisource
Letteren en kunst
Auteur(s) Anoniem
Datum Vrijdag 24 augustus 1888
Titel Letteren en kunst
Krant De Maasbode
Jg, nr 20, 3591
Editie, pg [Dag], [2]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

LETTEREN en KUNST.

      Roermond, 21 Aug. Met ingenomenheid kunnen wij wederom gewagen van een chef-d’oeuvre, dat onzen vaderlandschen roem in den vreemde verhoogden glans en glorie zal bijbrengen.
      Wij bedoelen een vleugelaltaar, dat weldra het kunstatelier van den heer J. A Oor alhier gaat verlaten, om te prijken in een der schoone hoofdkerken van het naburige Duitschland, met name te Ruhrort, weke stad het geluk heeft een gevierd archæoloog en kunstkenner als dr. Rösen tot herder te bezitten.
      Die priester was vol van de gedachte, dat niets te rijk, niets te schoon, niets te edel kan wezen voor de woning van den Koning der koningen.
      Daarom wenschte hij een altaar, dat in rijkdom en pracht niet behoefde onder te doen voor de scheppingen van passer en beitel en penseel uit de bloem- en vruchtrijkste perioden der Godgewijde kunsteeuwen
      Die pastoor, kunstkenner, heeft het begrepen, dat het oneindig beter is in zijne kerk één waar kunstgewrocht te bezitten en met de aanschaffing van andere te wachten, tot de middelen het veroorloven, dan, zooals helaas maar al te vaak gebeurt, met de middelen, ter nauwernood voor één kunstmeubel toereikend, op eens de geheele kerk te willen stoffeeren, waardoor de kunstenaar gedoemd wordt in plaats van kunst slechts industrie te leveren.
      Mogen velen het schoone voorbeeld van den Zeereerw. Hooggel heer dr. Rösen volgen
      Dan, maar ook dan alleen, zullen onze nazaten, even als wij dit van onze voorouders met fierheid getuigen mogen, na verloop van eeuwen nog wijzen op het laatste tijdperk der XIXe eeuw, als de glansperiode der herlevende kunst!
      Gezegd vleugel-altaar dan, in Gothischen stijl, zoo juist van teekening als edel van opvatting, is vervaardigd als volgt:
      De tombe uit Franschen steen, waarin gebeiteld zijn: de triomfeerende Christus, omgeven van de emblemata der 4 Evangelisten, ter weerszijde daarnaast de beelden van de H.H. Petrus, Jacobus, Andreas en Victor.
      Boven deze tombe draagt het geheel uit eikenhout gesneden altaar 33 beelden en 6 groepen in haut-relief, benevens op de deuren 6 keurig gepenseelde tafereelen, die de met roem, ook in den vreemde, bekende schilder-ateliers van de heeren Windhausen & Zonen alhier, alle eer aandoen; want onmiskenbaar verraden ze zoowel door opvatting, stijl als uitvoering een vaste kunstenaarshand.
      De tabernakelkast, een pronkjuweel van goudsmêekunst, is het werk van onzen stadgenoot, den heer R. Vos Gedreven uit koper, mat- en blinkend verguld en rijk met edelgesteenten versierd, geeft deze als vanzelf het verheven doel aan, waarvoor zij bestemd is.
      De expositie-troon rijst statig omhoog, geflankeerd door twee aanbiddende Serafijnen en bekroond door zes engelen met uitgespreide vleugelen, spreukbanden dragende, waarop de verheven hymnen van het Alleth. Sacrament vermeld zijn
      Meer achteruitspringende en hooger op zien wij, onder een troonhemel, Christus, zijn H. Hart toonende, omgeven door den H Joannes, Apostel der liefde, en de gelukzalige Maria Alacoque ter rechter-, en de H.H. Barbara en Paulus ter linkerzijde.
      Het rijke baldakijn, dat deze schoone groep overhuift, loopt van boven uit op een Calvarie-berg met den Zaligmaker aan het kruis, waaronder Maria en Joannes, en ietwat lager twee passie-engelen, terwijl aan den voet des Kruises de symbolische pelikaan is voorgesteld.
      Het geopende altaar vertoont verder aan de evangeliezijde, op den vleugel geschilderd, het tafereel van de Boodschap des Engels, met daaronder de profeten, de Geboorte des Heilands voorspellende. Dan zien wij in diepe nissen met rijke gewelven, gebeeldhouwd de Geboorte van Christus, de Opdracht in den Tempel en de Vlucht naar Egypte. Aan de Epistelzijde: Christus in de H Werkplaats te Nazareth; Christus bij den dood van den H. Jozef en Christus ten Hemel varende. Daarnaast op den vleugel geschilderd het schoone tafereel van de nederdaling des H. Geestes op Pinksteren.
      Is het altaar dichtgeslagen, dan treffen ons oog deze vijf verheven mysteriën, namelijk 1o. Christus, die voor ons water en bloed gezweet heeft; 2o Christus, die voor ons gegeeseld is; 3o Christus, die voor ons met doornen gekroond is; 4o. Christus, die voor ons zijn Kruis ge. dragen heeft, (deze 4 op vleugeldeuren geschilderd) en 5o. Christus, die voor ons gekruist is, als gebeeldhouwd bekroningsstuk, hiervoor reeds genoemd; terwijl ter weerszijden van het altaar onder baldakijnen de beelden zijn aangebracht van de H.H. Thomas van Aquine en Alphonsus Maria de Liguori, de twee groote Kerkleeraars.
      Dit zijn de hoofdfiguren der beeldengalerij, en behalve deze zijn er nog kleinere zooals b v. de 4 Evangelisten in trifoleums als kroonstukken boven de groepen aangebracht, enz enz.
      Kortom, het geheel maakt een grootschen, een treffenden indruk
      Van af het schrijnwerk tot de ornamentatie, zoo rijk in afwisseling als keurig in uitvoering, evenals de beitelsnede van het beeldwerk, verraden de kunde van de verschillende artisten, die daartoe hun beitel geleend hebben en aan wie voorzeker geen gering aandeel in den roem van dit Nederlandsche kunstgewrocht toekomt.
      Bij het verlaten van het atelier, waar wij het genot hadden, al dit schoons te bewonderen, viel ons oog op een andere altaartombe, in steen gebeiteld en met zwartmarmeren kolommen voorzien. Dat deze voor een Maria-altaar bestemd is, zeide ons reeds de gebeeldhouwde sublieme voorstelling van den engel Gabriël, aan Maria de blijde Boodschap brengende. Deze tombe was het werk van een der zoons, den heer M. Oor, die voor ettelijke jaren te Antwerpen zijne studiën volbracht heeft. Hij heeft eer van zijn arbeid, evenals de oudste zoon, de heer J. Oor, wiens ontwerpen en teekeningen zoowel van smaak als talent en kunstzin getuigen.
      Menig voortbrengsel daarvan versiert reeds de kerken en kapellen van het rijke Albion. Zoo worden de schoone vruchten, gegroeid aan den boom der Nederlandsche kunstvlijt en gerijpt op den kunstakker van ons dierbaar vaderland, in den vreemde gewaardeerd en gezocht.
      Met fierheid mogen wij er dan gewis op bogen, dat ons kleine Nederland, op het gebied der kunst, niet het geringste, niet het minste is onder de rijken van Europa.