Handvest van de Verenigde Naties/Hoofdstuk XIV
Hoofdstuk XIV
Internationaal Gerechtshof
Artikel 92
Het Internationaal Gerechtshof zal het voornaamste gerechtelijk orgaan van de Verenigde Naties zijn. Het zal functioneren overeenkomstig het Statuut dat als annex bij dit Handvest is gevoegd, welke is gebaseerd op het Statuut van het Permanente Hof van Internationale Justitie en dat een integraal deel van dit Handvest uitmaakt.
Artikel 93
1. Alle Leden van de Verenigde Naties zijn ipso facto partij bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof.
2. Een staat die geen Lid is van de Verenigde Naties kan partij worden bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof op voorwaarden die van geval tot geval door de Algemene Vergadering, op aanbeveling van de Veiligheidsraad, worden vastgesteld.
Artikel 94
1. Elk Lid van de Verenigde Naties verbindt zich, de beslissing van het Internationaal Gerechtshof na te leven in iedere zaak waarbij het partij is.
2. Indien een partij bij een zaak in gebreke blijft de verplichtingen na te komen welke voortvloeien uit een door het Hof gewezen vonnis, kan de andere partij een beroep doen op de Veiligheidsraad, die, zo hij dit nodig oordeelt, aanbevelingen kan doen of kan besluiten tot het nemen van maatregelen om het vonnis te doen uitvoeren.
Artikel 95
Geen enkele bepaling van dit Handvest belet de Leden van de Verenigde Naties de oplossing van hun geschillen aan andere gerechtelijke instanties op te dragen krachtens reeds bestaande of in de toekomst te sluiten overeenkomsten.
Artikel 96
1. De Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad kan het Internationaal Gerechtshof verzoeken een advies uit te brengen betreffende juridische kwesties.
2. Ook andere organen van de Verenigde Naties en gespecialiseerde organisaties, die daartoe te allen tijde door de Algemene Vergadering kunnen worden gemachtigd, kunnen het Hof om advies vragen betreffende juridische kwesties die zich binnen het raam van hun werkzaamheden voordoen.