Leeuwarder Courant/1899/Nummer 66/De economische politiek der groote staten in de 17e en 18e eeuw
‘De economische politiek der groote staten in de 17e en 18e eeuw’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Leeuwarder Courant, zaterdag 18 maart 1899, [eerste blad], [p. 2]. Publiek domein. |
De economische politiek der groote staten in de 17e en 18e eeuw.
In de gehoorzaal der universiteit te Amsterdam heeft prof. mr. M. W. F. Treub het tweede gedeelte zijner aangekondigde voordracht gehouden over staathuishoudkunde.
De economische ontwikkeling der middeleeuwsche steden verbreidt zich in de 16e eeuw ook buiten de stadswallen. De handelsbetrekkingen tusschen de steden nemen toe en deze toeneming eischt regeling van het handelsverkeer door de overheid, staatsgezag. Aan een voor het geheele volk geldend recht werd behoefte gevoeld, doch niet overal zijn de omstandigheden gunstig voor deze nieuwe richting.
De Staten-Generaal hadden geen gezag uit zich zelven, werden beheerscht door de invloedrijke provinciën, door Holland in de eerste plaats. Bij ons bezitten te dien tijde feitelijk de groote koopsteden de hoogste macht. De republiek der vereenigde Nederlanden is in zijn wezen slechts een bond van steden. Deze staat van zaken leidt tot een economische politiek, gericht naar het eigenbelang der machtige steden.
Elders herstelt zich het centraal gezag onder gunstige omstandigheden en onder den vorm van consolidatie van het economisch leven ter verhooging van de nationale welvaart en ter ontwikkeling van nationale industrie. In Engeland is de macht der Kroon na Willem den Veroveraar feitelijk nimmer geheel te niet gedaan. In de 13e en 14e eeuw gaan van de Kroon reeds maatregelen uit tot bevordering der volkswelvaart. In Frankrijk kan het centraal gezag zich eerst krachtig doen gelden nadat de strijd met den hertog van Bourgondië tot diens nadeel is beslecht. En Duitschland eindelijk kent eerst in onzen tijd een centraal rijksgezag.
De welvaartspolitiek der 17e en 18e eeuw is te beschouwen als de logische voortzetting der economische politiek der middeneeuwen. Van grooten invloed op deze ontwikkeling zijn geweest de ontdekking van Amerika en de opening van een zeeweg naar Oost-Indië.
De markt der Oostersche waren is van de Italiaansche steden, die verzuimen de bakens met het getij te verzetten, verplaatst naar de havens der zeevarende volken. Amerika geeft nieuwe producten en oud product in ongekende hoeveelheden. Ook geeft het veel edel metaal, zilver, dat tot geld wordt gemunt. De groote staten toonen de zucht tot het invoeren van veel zilver en tot behoud van dit metaal.
De behoefte aan veel geld binnenslands wordt in tweeërlei zin gevoeld. Het toenemend handelsverkeer heeft ruilmiddelen noodig; en ook brengt de economische politiek mede, dat de schatkist gevuld worde en blijve; immers men bestrijdt den nabuur met huurlegers. Amerika en Oost-Indië zijn niet alleen bronnen van invoer, maar geven ook een groot gebied tot afzet van nijverheidsartikelen.
Gelijk vroeger de steden het platteland dwongen tot haar bloei mede te werken, wordt het er nu op aangelegd, dat de kolonie het moederland zal spekken en geen schade zal gaan berokkenen aan de nijverheid; vandaar het bijna algemeen verbod van fabrieksnijverheid in de kolonie.
Een der merkwaardigste uitingen der egoïstische politiek der O.-Ind. compagnie was wel de verwoesting van vele nagelbosschen om daling van den prijs van het artikel te voorkomen , waarmede echter een deel der inlandsche bevolking van haar bestaansmiddel werd beroofd.
Er is nog een punt van analogie met de politiek der middeleeuwsche steden aan te wijzen. De handelsmonopolies der 17e en 18e eeuw zijn te vergelijken met de gilden der middeleeuwsche steden. De concurrentie lokte de scherpste ordonnantiën uit.
De Staten-Generaal verboden in 1607 aan alle Nederlanders op Indië te varen dan in dienst der Compagnie. Ook binnenlandsche monopolies werden verleend, de voorloopers onzer moderne rings, kartellen on trusts.
Vooral in Frankrijk wordt in het begin der 17e eeuw de nationale nijverheid van overheidswege begunstigd onder de regeering van Hendrik IV, door Lodewijk XIV een halve eeuw later consequent doorgezet. Minister Colbert neemt de slagboomen van binnenlandsche tolliniën weg, richt „manufactures-royales” op en onderwerpt alle nijverheidsproduct aan toezicht der stedelijke overheid en keur.
In 1667 gaat hij te ver en verdriedubbelt de tarieven, maar wordt gedwongen, bij den vrede te Nijmegen, op dien weg terug te keeren tot het tarief van 1664. De welvaart, door Colbert’s stelsel verkregen, is echter niet van langen duur geweest. De heerschzucht van Lodewijk XIV putte het land uit. En later verzuimde Frankrijk het stelsel voor de eischen van nieuwere tijden te wijzigen.
Niet alzoo Engeland. Ook Engeland past in het begin der 17e eeuw de mercantilistische politiek toe, maar werpt later de krukken weg, als het gevoelt op eigen beenen te kunnen staan.
In ons land is de mercantilistische politiek der 17e en 18e eeuw nimmer tot haar volle recht gekomen. Velen hebben onze voorvaderen deswege geprezen als vrijhandelaren.
Maar spreker vraagt, of hun blik waarlijk wel zoo „ruim” is geweest. Waren de Nederlanders der 17de en 18de eeuw vrijhandelaren? Men denke aan de O.-I. Compagnie! Bij ons kwam het mercantilisme niet tot zoo hoogen trap van ontwikkeling omdat het stedenbelang bleef domineeren? Alleen voor zooveel de plattelandsnijverheid geen schade toebracht aan het gedoe der groote steden, stonden deze toe haar te helpen en te beschermen. Onze economische politiek dier tijden was er eene van plat eigenbelang, puur egoïsme.
Misschien zou door een minder eenzijdige economische politiek ons land in zijn geheel beter gebaat zijn geweest en is het aan den „ruimen blik” onzer voorvaderen voor een goed deel te wijten, dat wij heden ten dage nog eene nationale industrie, welke de vergelijking met die van andere volken zou kunnen doorstaan, missen.
Trouwens de geschiedenis der laatste tientallen jaren bewijst de taaiheid van het mercantilistisch stelsel en geeft ons eene navolging te zien der economische politiek van de groote Europeesche staten der 17e en 18e eeuw.
Overige vindplaatsen
[bewerken]- Anoniem (16 maart 1899) ‘De economische politiek der groote staten in de 17e en 18e eeuw’, Algemeen Handelsblad, Ochtendblad, [p. 2].
- Anoniem (17 maart 1899) ‘De economische politiek der groote Staten in de 17e en 18e eeuw. Aula-voordracht, gehouden Woensdag 15 Maart, door Prof. Mr. M. W. F. Treub’, Het Nieuws van den Dag, 2e blad, p. 5.