Maas- en Roerbode/Jaargang 33/Nummer 93/Telkens wijzen wij, met innig genoegen, op den roem, dien de Roermondsche kerkelijke kunst alom mag inoogsten

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Telkens wijzen wij, met innig genoegen, op den roem, dien de Roermondsche kerkelijke kunst alom mag inoogsten; [...]
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 18 augustus 1888
Titel Limburgs. Telkens wijzen wij, met innig genoegen, op den roem, dien de Roermondsche kerkelijke kunst alom mag inoogsten; [...]
Krant Maas- en Roerbode
Jg, nr 33, 93
Editie, pg [Dag], [2]
Brontaal Nederlands
Bron roermond.x-cago.com
Auteursrecht Publiek domein

      — Telkens wijzen wij, met innig genoegen, op den roem, dien de Roermondsche kerkelijke kunst alom mag inoogsten; heden kunnen wij wederom melding maken van een kunstvoortbrengsel, dat in den volsten zin van het woord een meesterstuk mag genoemd worden.
      In de werkplaats des heeren Oor, beeldhouwer alhier, bezichtigden wij dezer dagen een pas voltooid hoofdaltaar, dat zonder den minsten twijfel in het kunstminnend Duitschland de bewondering van alle kenners zal gaande maken.
      De zeer eerw. heer Dr. Rösen, pastoor te Ruhrort, verlangde voor zijne kerk een altaar, dat in degelijkheid van bouwtrant, in sierlijkheid en pracht van vormen, in rijkdom van beeld- en en loofwerk, het vergelijk kon doorstaan met de meest beroemde van Duitschland.
      Kunstvriend en kunstkenner tevens, was hij niet licht te bevredigen; na veel gereisd en gezien te hebben, kwam hij eindelijk te Roermond.
      Het hoofdaltaar in de kerk van het Groot Seminarie alhier bracht hem in kennis met de heeren Oor, vader en beide zoons; zij zouden nu de uitvoerders wezen van zijnen hartewensch. Na het kunststuk in oogenschouw te hebben genomen, gelooven wij niet, dat de eerwaarde man zich in zijne verwachting teleurgesteld zal zien.
      Het is een vleugelaltaar, van vrij groote afmetingen, in Gothischen stjjl XVde eeuw.
      Het schrijn- en beeldhouwwerk is van genoemde heeren, de beschildering der vleugelen van de heeren Windhausen, vader en zoon, de tabernakeldeur, in rijk met edelgesteenten geschakeerd en in ’t vuur verguld koper, van den heer R. Voss, allen Roermondsche meesters, wier namen niet voor de eerste maal in de kunstwereld met eene worden genoemd.
      Het valt natuurlijk geenszins in ons bestek een beschrijving te geven van dit prachtwerk; wij noodigen elkeen uit het in oogenschouw te nemen en acht te willen geven op de keurige bewerking van de talrijke groepen en beelden, van het kwistig aangebrachte lijst- en en loofwerk, dat een bijzonder krachtige snede verraadt.
      Blijkbaar is hieraan door den beeldhouwer con amore gearbeid en heeft hij een werk willen leveren, dat een gedenkstuk zij, waarmede Roermond in den vreemde kunne pronken.
      Wat, naar ons bescheiden oordeel, dit altaar gunstig van vele anderen onderscheidt, is, dat de groote rijkdom van kunst en sieraden zeer bevallig rondom den tabernakel is bijeengebracht en daardoor de aandacht, als van zelf, op de hoofdzaak: het H. Sacrament, gevestigd wordt.
      Tevens verdwijnt, doordien aan weerszijden een tweetal beelden op gebeeldhouwde voetstukken onder sierlijk-slanke baldakijnen zijn aangebracht, het stijve, het kastachtige, dat dergelijke altaren min oogelijk maakt, wanneer de vleugelen zijn gesloten.
      Kortom, de Roermondsche kunst mag bogen op een nieuw pronkstuk.

Overige vindplaatsen[bewerken]

  • Anoniem (25 augustus 1888) ‘Nederland. Wij lezen in de Maas- en Roerbode: [...]’, Venloosch Weekblad, jrg. 26, nr. 34, Eerste Blad, [p. 1].