Naar inhoud springen

Nederlandsche Staatscourant/1828/Nummer 218/Het Journal de Commerce

Uit Wikisource
‘Het Journal de Commerce maakt melding van het niet zeer waarschijnlijke gerucht, dat de Sultan eenige nieuwe Turksche krijgsbenden naar Griekenland gezonden had, […]’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Nederlandsche Staats-Courant, maandag 15 september 1828, [p. 2]. Publiek domein.

[ 2 ]Het Journal de Commerce maakt melding van het niet zeer waarschijnlijke gerucht, dat de Sultan eenige nieuwe Turksche krijgsbenden naar Griekenland gezonden had, en vraagt dan, of het niet mogelijk zoude zijn, dat de Porte de Fransche onderneming naar Morea als eene vijandelijke daad aanmerkte, en of in dat geval de Fransche handel in de Middellandsche zee geen gevaar zoude loopen, van door de Barbarijsche roofschepen aanmerkelijk benadeeld te worden. Dat dagblad schijnt uit het oog te verliezen, dat de Barbarijsche roofstaten sedert langen tijd gewoon zijn, bij uitsluiting hunne eigene belangen, meer dan die van den Grooten Heer te behartigen. Het had slechts om de tegenwoordige betrekkingen tusschen Frankrijk en Algiers behoeven te denken, om zich daarvan te overtuigen.

De bedenking, die het Journal de Commerce vervolgens maakt, dat de Porte, in een oogenblik van drift, wel de hand zoude kunnen slaan aan de Fransche eigendommen en personen in de havens van het Oosten, schijnt eenigen meerderen grond te hebben. Intusschen wanneer men zich herinnert, dat eene dergelijke onderneming, als die der Franschen naar Morea, door de Porte vroeger of later, als een noodzakelijk gevolg van het Verdrag van 6 Julij, verwacht moest worden, dan begint ook deze zwarigheid hare kracht te verliezen. De Porte bevindt zich daarenboven op dit oogenblik in eenen toestand, die haar het maken van nieuwe vijanden als geheel ongeraden moet doen voorkomen, en men heeft na den zeeslag vah Navarino gezien, dat zij kracht, van geest genoeg bezit, om hare gevoeligheid aan hare wel begrepene belangen op te offeren.