Naar inhoud springen

Pagina:'t Nieuws voor Kampen vol 003 no 184 Televisie onding of zegen.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Televisie: onding of zegen? (III)


Politici moeten als de beste oreren en acteren

T.V. zuigt bezoekers van sportevenementen weg

(Van een speciale medewerker).

Werd in het eerste artikel aangetoond, dat de vrij massale angst in Amerika voor de televisie — met het oog op de lichamelijke en geestelijke gezondheid van het kind — in aanzienlijke mate gedaald is daar men tot de ontdekking kwam, dat het jonge volkje — na een zekere inloop-periode — in groter mate gunstig dan ongunstig beïnvloed wordt door de TV, en zagen wij in het tweede artikel, dat Hollywoods machthebbers zich de figuurlijke haren uit de al of niet kaler wordende hoofden trekken daar de TV de filmindustrie verdringt van haar zo rijk gezegende plaats in het schema der massamedia, ook politici en organisatoren van sportevenementen zijn tot de conclusie gekomen, dat het TV-tijdperk hen dwingt tot ingrijpende veranderingen in hun gewoonten en gebruiken.

Uitzendingen van Kefauver-verhoren geoorloofd?

De politieke leiders konden, tot voor kort, volstaan met een zekere dosis talent op het gebied van oreren (al of niet gemengd met wat puntige demagogie) en eventueel schrijven (om hun politieke en andere kwaliteiten geheel buiten beschouwing te laten) thans dienen zij tevens te weten, hoe men moet acteren om het publiek tot zich te trekken. Zeker, men sprak reeds op talloze vergaderingen, van achterbalcons van speciale treinen of elders, doch de TV-camera is even scherp als het film-oog, zodat zeker velen aan hun visuele spreektechniek moesten gaan dokteren.
Of de make-up man er wel eens aan te pas komt bij ’n politieke TV-uitzending, werd overigens nog niet uit de doeken gedaan....
Onderzoekingen hebben aangetoond, dat waar op de TV-schermen politieke reportages of politiek getinte programma’s verschijnen, over het werk van de overheid, de belangstelling voor dat werk aanzienlijk toeneemt. Verder bleek de TV in hoge mate steun te verlenen bij verkiezingen aan die candidaten, die de hulp van de TV inriepen tijdens hun campagne.

Truman en Dewey vóór T.V.

President Truman, die lang, officieel, gezwegen heeft over zijn inzichten in het televisie-vraagstuk — dat overigens in de Verenigde Staten op velerlei punten geenszins meer een vraagstuk is — liet onlangs bekend maken, dat de televisie een integrerend deel vormt van het moderne politieke leven. Hij staat er zelfs op, dat zijn belangrijkste redevoeringen via de TV beluisterd en bekeken kunnen worden.

Scherpe afkeuring had hij echter over voor de TV-uitzendingen van de onderzoekingen door Congres-commissies (de Kefauver-verhoren deden eerst recht de strijd ontbranden).
Ook de gouverneur van de staat New York, Thomas Dewey, is een warm voorstander van het introduceren van de TV inde politiek: er kan een constructieve kracht van uitgaan. Maar ook hij verklaarde, dat de TV-uitzendingen van de Kefauver-hearings van een zeer twijfelachtige aard waren.

Programma’s, waarin bijvoorbeeld vraagstukken van de (politieke) dag besproken worden en interviews met figuren uit het politieke strijdperk, worden algemeen instructief en verhelderend voor het vormen van de publieke opinie genoemd.
Er zijn dan ook vele politici, die tijdens hun propagandaperiode voor de TV een „fan mail” (post van bewonderaars) ontvangen, in omvang grenzende aan die van de bekendste filmsterren, waaruit dus volgt, dat geenszins in het luchtledige geacteerd en gesproken wordt, integendeel.
In de politieke wereld is men wel algemeen de overtuiging toegedaan, dat het niet wel doenlijk is de televisie terzijde te schuiven in verkiezingsperioden, maar grote verschillen van mening bestaan er over de al of niet sociale wenselijkheid van zulke propagandistische politieke uitzendingen. Velen vrezen, dat de politicus een acteur wordt. Hij, die de sterkste zuigkracht op het luisterende en kijkende publiek zou weten te ontwikkelen, zou misschien een veel bekwamer man, doch minder gezegend met de talenten, vereist voor een succesvolle TV-uitzending, verdringen.

Sam Rayburn: geen T.V. in het congres

Toen Sam Rayburn, Democraat uit Texas en voorzitter van het Huis van Volksvertegenwoordigers, gevraagd werd hoe hij dacht over het TV-uitzenden van de vergaderingen van het Huis, antwoordde hij: „vergaderingen van het Huis via de televisie uitzenden? Deksels, neen! Niet zo lang ik hier ben zullen ze beginnen met die TV-uitzendingen”.
En toen hem door dezelfde journalist gevraagd werd, of zijn woorden letterlijk geciteerd mochten worden, antwoordde Sam Rayburn: „Deksels ja. Ik heb het hier vaak genoeg gezegd. Iedereen kent mijn mening over de TV.”
En Rayburn staat hierin niet alleen. Ook Robert Taft en Harry T. Byrd (senator van Virginia) kanten zich tegen het idee congresvergaderingen per TV uit te zenden. De senators Benton en Dicksen daarentegen behoren tot de „ja”-groep: de uitzendingen zouden volgens hen een opvoedende kracht vormen door het tekenen van de werking ener democratie.

Geen benen op de banken

Uit Okla­ho­ma Ci­ty wordt ge­meld, dat de T.V.-uit­zen­din­gen van de wet­ge­ven­de ver­ga­de­ring van Okla­ho­ma tot ge­volg had­den, dat de af­ge­vaar­dig­den zich strikt be­paal­den tot za­ken: geen be­nen op de ban­ken, nie­mand las een krant, de op­komst was bui­ten­ge­woon goed.

Bijzonder treffend moet het overigens genoemd worden — hoewel dit voorbeeld geenszins genoemd mag worden als behorende tot de dagelijkse gang van zaken van het Congres — dat toen generaal Douglas MacArthur zijn rede hield, welke per TV werd uitgezonden, de consumptie van electriciteit uitzonderlijk steeg in New York. Mag het hier in Nederland vrij lang geduurd hebben, voordat de radioreporter in de Staten Generaal verscheen, (en dan nog bij uitzondering) zo zal het in Amerika ongetwijfeld een korter strijd worden tussen de „neen”-zeggers in het Congres en de pro-TV senators. Technische middelen, waardoor bekendheid gegeven kan worden aan openbare werkzaamheden van de gekozen overheid, vallen toch niet „tot in het oneindige” te weren.

Belangrijke wedstrijden blijven publiek trekken

Zo spectaculair en veel-bekeken de TV-uitzendingen van worstelwedstrijden zijn, zo beschouwenswaardig is de strijd, welke gevoerd wordt tussen de organisatoren van sportieve manifestaties en de TV. De heren, die koning sport — en hun portefeuille — dienen, zijn tot de voor hen onaangename ontdekking gekomen, dat het uitzenden per TV van wedstrijden hoogst ongunstig werkt op de animo om de strijd op het groene veld, in de ring of op de baan, van de tribunes af te volgen. Waarom zou men ook gaan betalen voor een plaatsje, weggedrongen tussen duizend andere plaatsen, indien men thuis de wedstrijd met veel groter comfort kan volgen op het TV-scherm? Zeker, maar de organisatoren dachten hier uiteraard anders over: geen TV-uitzendingen, of slechts per speciale kabel naar bioscoop-theaters. Dan heeft men het leger van kijkers in de hand, en dan komt er ook geld binnen van hen, die buiten de arena de sportieve gebeurtenissen willen meemaken.
Volgens de National Collegiate Athletics Association zijn reeds ruim twintig sportorganisaties er toe overgegaan de TV uit te bannen, daar zij door de TV in grote geldelijke moeilijkheden kwamen te verkeren: er kwam niet meer voldoende publiek bij de base-ball en voetbal wedstrijden. Wedstrijden van groot formaat echter blijven wel publiek trekken, al worden ook de TV-camera’s binnen de hekken toegelaten.
De rechten om de kampioenschappen base-ball per TV uit te zenden werden voor een periode van zes jaar verkocht voor het luttele bedrag van een millioen dollar per jaar. Enige base-ball officials zeiden de heer A. B. Chandler, die de onderhandelingen voerde, dat hij „te veel, te spoedig, te goedkoop” had weggegeven. Of deze heren gelijk zullen hebben, zal de toekomst moeten bewijzen.

Onding of zegen?

Thans rest nog — na een globaal overzicht te hebben gegeven van enkele aspecten van de TV — de beantwoording van de vraag of de TV een onding dan wel een zegen genoemd moet worden.

Wel, uit de voorgaande artikelen is wel gebleken, dat — alles bij alles genomen — de televisie geenszins een onding genoemd mag en kan worden. Haar voorlichtende, verklarende, verhelderende, haar zonder verlies van tijd nieuws verspreidende en ontspanning biedende mogelijkheden zijn zo groot, e[n] veelzijdig, dat de TV zeker haar we[lve]rdiende plaats in het raam van de massa-media dient uit te breiden, c.q. te vestigen.
Of de televisie een zegen genoemd mag worden, is een geheel ander probleem.
Men zou het zo kunnen stellen: in even grote mate als radio en film een zegen zijn, is de TV tevens een zegen, waarbij de TV dan nog voordelen heeft boven de radio en de film, en wel wegens haar karakter, waarin de media film en radio zijn samengesmolten.

De (gelukkige) eenzame....