Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

☾ 5 ☽

die voor haar oppaſten, dat de zaaken van het Land goed gingen; die zeggen moeſten hoe veel geld er ten dienſte van den Vorſt of het gemeene Land zoude opgebragt, en toezagen of dat geld wel beſteed wierde. In de Steden waren byna overal of Gilden, of Schutteryen, of gezwooren Gemeentens of andere braave Mannen, die een oog in het zeil hielden en op verſcheiden plaatzen zelfs de Regenten verkoozen. Op andere plaatzen hadden, zoo als nog in Drenthe, Groningerland en Frieſland gebruiklyk is, zelfs de Boeren mede wat te zeggen, en dit was ook zeer billyk, dewyl zy ook Ingezetene des Lands zyn en zo wel als de overigen hun geld tot dienſt van het Land opbrengen. De Ingezetenen waren altemaal gewapend en ſtrydbaarer dan wy tans zyn, en de Vorſten des Lands hadden eerſt in het geheel geene, en daarna maar zeer weinige Soldaaten in dienſt, daar zy het Land mede konden dwingen, gelyk onze Prinſen van Oranje kunnen, als als zy maar willen, en ook meer dan eens gedaan hebben. Zy hadden ook zoo veele aanzienlyke vette en tevens onnoodige Ampten niet te vergeven als onze Prinſen en konden dus zoo groot getal van hongerige, trotſche, kaale Edelen en andere veragtelyke Grooten zo gemaklyk niet aan zig verbinden, en in de hooge Vergaderingen, daar nogtans over het geluk of ongeluk van onze geheele Natie wordt gehandeld en beſlooten, zodanig laaten ſtemmen als het hun behaagd, en met hunne oogmerken, ſchoon nog zoo zeer tegens het heil en den voorſpoed van het Land aanloopende, overeenkomt.


 Onze Landaart was altyd bedagt om by alle mogelyke gelegenheden allerlei voorregten te bedingen en de onderhouding daar van door de Vorſten, by hunne komſt tot de Regeering, te laaten bezweeren. Zy waakten by voorbeeld, ſteeds tegen de vreemdelingen, dat die door den Vorſt in het beſtier niet wierden ingedrongen. Zy waren ſteeds bezorgd, dat de Vorſt hun geene Schattingen of laſten oplei, dan waar toe zy of hunne Gecommitteerden hunne toeſtemming vrywillig hadden gegeeven. Zy lieten den Vorſt niet toe vrede of oorlog op zyn eigen gezag te maken, of overal, waar hy maar wilde, Garnizoenen te leggen,

A 3