Pagina:Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden - Eerste deel.pdf/189

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
8
AA.

daar, met eenen zuidelijken loop, in Overijssel komt, waar zij, vervolgens onder den naam van Steenwijker-Aa zuidwestelijk en later westelük vloeijende, langs Steenwijk stroomt, vandaar, tot eene haven voor de scheepvaart bekwaam gemaakt, den naam van Steenwijker- of Nieuwediep aanneemt (dat omtrent een uur lager weder door de Aa aan de zuidzijde wordt verlaten, die als een besloten water, onder den naam van Oude Aa, naar het Giethoornsche Meer loopt), en, onder dien naam, in dezelfde rigting, door de gemeente Steenwijkerwold langs het gehucht Muggenbeet voortloopende, bij Blokzijl in de Zuiderzee valt; van Blokzijl af wordt zij, ook wel de Blokzijler Aa genoemd. Voorheen had dit water van Muggenbeet af eenen meer noordelijken loop, en viel toen even bezuiden Blankenham in zee, maar reeds in de 16de eeuw werd van daar af eene gracht gegraven, die eene zuidelijker rigting had, en ter plaatse, waar deze uitwaterde legde men eene sluis aan, toen de Groote zijl genoemd, hetwelk de eerste oorsprong der stad Blokzijl geweest is.

 AA (STERKSEL-) of Kleine Rul, riv., die in Belgisch Limburg uit de Peel voortkomt, vervolgens Noord-Braband binnen dringt, langs Heugten en Sterksel N. W. aanstroomt, en zich, bij het kasteel te Heeze, in de Rul ontlast.

 AA (TER) of Ter Aade, geh., prov. en arr. Utrecht, kant. Loenen, gem. Loenersloot-Oukoop-en-Ter-Aa, 1 u. Z. van Loenersloot, ½ u. W. van Nieuwersluis, aan de Aa, die een weinig noordelijker, te midden van het dorp Nieuwer-Ter-Aa, den naam van Krommen Angstel aanneemt. Het wordt gemeenlijk genaamd Loenersloot-Ter-Aa en de hofsteden van dit gehucht liggen zeer ongeregeld tusschen die van Loenersloot in.

 AA (TER) of Ter Aade, in oude brieven ook wel Aha gespeld wordende, voormalig kast. of adellijk huis, dat op de gemeene dagvaart der Staten 's lands van Utrecht, op den 27 October 1536, verklaard was te behooren tot de vrije riddermatige hofsteden. Het lag in de provincie Utrecht, tusschen de Nieuwersluis en Breukelen aan de Stadswetering, bezuiden de Vecht, op een half kwartier afstands van dat dorp, waar nu het dorp Nieuwer Ter Aa gevonden wordt en was reeds ten tijde van Keizer Otto I bijgenaamd den Groote, bekend als behoorende aan zekeren Graaf Otto; maar aangezien deze zich ten jare 955 aan de keizerlijke majesteit vergreep, werden alle zijne goederen verbeurd verklaard, en voor het meerendeel aan Bisschop Balderik van Utrecht geschonken. Later is het langen tjd bezeten bij een adellijk geslacht, dat daarvan zijnen naam ontleent, en waarvan men in oude brieven veel gewag vindt gemaakt. In 1672 werd het door den moedwil der Franschen, die zich toen in deze streken genesteld hadden, in brand gestoken en vernield, zoodat er in het begin der vorige eeuw weinig meer dan een gedeelte van eenen zwaren ringmuur en eenen achtkantigen toren van over bleef; thans vindt men er geene overblijfsels meer van, maar de grond is een eigendom van den H. E. H. G. Heer. J. P. C. Baron van Reede van Ter Aa.

 AA (TER), voorheen het Huis te Berlicum geheeten, voorm. kast., in de Meijerij van 's Hertogenbosch, kw. Maasland, prov. Noord-Braband, kant. en ½ u. van 's Hertogenbosch, 5 u. N. van Boxtel, aan de riv. de Aa, bij de kerk van het dorp Berlicum. Het is voor omtrent twintig of meer jaren geheel gesloopt geworden.

 AA (VRIESCHE), riviertje in Twenthe, prov. Overijssel, dat, op de grenzen van Hannover, ten N. van het gehucht Geesteren, onder Tubbergen, in de veenen, ontstaat, vervolgens door andere spranken,