Pagina:Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden - Eerste deel.pdf/194

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
13
AAL.

 AALDONK, geh., prov. Limburg, distr. arr. en 14 u. N: van Roermonde, kant. en 8 u. N. van Horst, gem. en ½ u. van Ottersum. Het behoorde voorheen tot het Hertogdom Kleef.

 AALEBEEK, verbastering van Aarlebeek. Zie Aarle, d. in Peelland.

 AALHEM, d. in Noord-Braband. Zie Alem.

 AALKEET-BINNENPOLDER, pold. in Delfland, prov. Zuid-Holland, arr. Rotterdam, kant. Vlaardingen, is 413 bund. 99 v. roed. 44 v. ell. groot, waarvan 345 bund. 78 v. roed. 88 v. ell., onder de gem. Maasland, en 68 bund. 20 v. roed. 56 v. ell. onder Vlaardinger-Ambacht-en-Babberspolder. Hij wordt bemalen door eenen windmolen, die onder Maasland staat.

 AALKEET-BUITENPOLDER, pold. in Delfland, prov. Zuid-Holland, arr. Rotterdam, kant. Vlaardingen, 729 bund. 57 v. roed. 41 v. pll. groot, waarvan 407 bund. 40 v. roed. 96 v. ell. onder Maasland, 306 bund. 33 v. roede 39 v. ell. onder Vlaardinger-Ambacht-en-Babberspolder en 15 bund. 84 v. roed., 64 v. ell. onder Vlaardingen. Hij wordt bemalen door twee windmolens, beide onder Maasland staande.

 AALMEER, drooggemaakt meer in Kennemerland. Zie Daalmeer.

 AALMELOO of Aalmeloe, stad, prov. Overijssel. Zie Almelo.

 AALSMEER, kant., prov. Noord-Holland, arr. Amsterdam, palende N. W. aan het Haarlemmermeer, N. aan het kant. Nieuwer-Amstel, W. aan de prov. Utrecht en Z. aan de prov. Zuid-Holland. Het bevat de volgende 4 gem.: Aalsmeer-en-Kudelstaart, Kalslagen-en-Bilderdam, Leymuiden-en-Vriesekoop en Thamen-en-Uithoorn, en beslaat eene oppervlakte van ruim 2700 bund, met 4600 inw.

 AALSMEER, d. en kant. hoofdpl. prov. Noord-Holland, arr. en 3 u. Z. W. van Amsterdam, kant. Aalsmeer, gem. Aalsmeer-en-Kudelstaart, ¾ u. W. van Kudelstaart, aan den oostelijken oever van het Haarlemmermeer, die vroeger den grond van dit dorp van lieverlede zoodanig afkabbelde, dat het in 1632 1900 morgen 449½ v. roed lands besloeg, en in 1732 slechts 1690 morgen 575½ v. roed. terwijl het vroeger nog grooter verandering moet ondergaan hebben. Bij resolutie van hun Ed. Hoogmogende, de Heeren Staten van Holland en Westfriesland, dd. 12 Maart 1767, werd besloten tot het daarstellen van zwaar paalwerk, waarachter eene steenen glooijing, langs den oever van gemelde meer, hetwelk hier zooveel vreugde veroorzaakte dat Schout en Schepenen, benevens de gequalificeerde Ingelanden van het ambacht, uit aanmerking, dat hierdoor het overschot van de bezittingen der ingezetenen, onder den Goddelijken zegen, zouden kunnen beveiligd en bewaard blijven, besloten, jaarlijks eenen plegtigen dankdag te houden, waarvan de eerste gevierd is op den tweeden Pinksterdag 1767 en de andere vervolgens alle jaren op den 8sten Maart, zijnde de verjaardag van Prins Willem V, en waarmede men voortging tot in 1795, toen dit gebruik afgeschaft is.

AALSMEER zoude volgens sommigen, om de ligging tusschen onderscheidene poelen, eigenlijk eene woordverbastering van Alles-Meer, Almeer zijn naar anderen, om de menigte aal, die in het nabijgelegen Haarlemmermeer gevangen wordt, zoo veel als Aal-Meer beteekenen, mij komt het echter niet onwaarschijnlijk voor dat het zijnen naam ontleend heeft van een meer van dienzelfden naam, waarvan men bij ouds schrijvers gewaagd vindt.