Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/181

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 157 —

Siberië, in Europa en Noord-Amerika geschiedt, en te gelijk aan den zuidpool in eene tegenovergestelde rigting volbragt wordt? Of komt het met de verschijnselen der trage stof overeen, als de electrische telegraaf onze berigten in een klein breukdeel eener seconde over een groot deel van den aardbol heenvoert?

Het is naar mijne meening voor een groot deel de ongelukkige onderscheiding van stoffelijk en onstoffelijk, die hierin tot zoo vele verwarring leidt. Zoude men niet veiliger doen, door in de Natuur te onderscheiden, wat wij door onze zintuigen kunnen waarnemen, en hetgeen daaraan onttrokken is? Wie geeft immers ons het regt om te beslissen, dat de perken der Natuur niet de grenzen onzer zintuigen overschrijden, en dat in hare schatkameren geene zelfstandigheden bestaan kunnen, die wij niet waarnemen, niet meten noch wegen kunnen? Liever wil ik dan onzen geest houden voor eene zelfstandigheid buiten het bereik onzer zintuigen, en onttrokken aan de wetten van de stof der aarde, dan een geloof opgeven, hetgeen door de Natuur zelve ons is ingeschreven.—Is het immers een door de Natuurkundigen algemeen aangenomene stelling, dat geene stof, geene zelfstandigheid, zelfs niet het kleinste atoom uit de schepping verdwijnt, dan moet ook deze hooge zelfstandigheid onsterfelijk wezen.

Maar vinden wij dan ten slotte dergelijke eigenschappen aan onze ziel?—Om niet van het dierlijk magnetismus te spreken, waarvan niet alle verschijnselen ontkend kunnen worden, zal ik het wagen, mij slechts op twee mij zelven voorgekomen voorbeelden te beroepen, van twee door mij op verschillende tijden waargenomene zieken, waarvan de eene mij met hooge ontroering 's morgens verzekerde, dat hij door eene hem onverklaarbare gewaarwording den dood van zijnen vader had vernomen, de andere van haren echtgenoot; beide wisten niets van hunne ongesteldheid, en drie dagen later ontving ik uit eene afgelegene provincie het berigt, van den dood van den vader, bij de andere den volgenden dag uit eene nabijgelegene stad, van haren echtgenoot, en wel beide op hetzelfde oogenblik der gewaarwording voorgevallen. Ofschoon ik omtrent dergelijke verhalen ten ernstigsten voor ligtgeloovigheid en zelfs bijgeloof moet