Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/199

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 175 —

in, die haringkermis genoemd wordt. Ook onze visschers gaan in het najaar op de kusten van Engeland haring vangen in diep water, om hem tot bokking te rooken, waarvan die dan diepwatersche bokking heet. Van de bokking uit de Zuider-zee, de IJ-bokking en de panharing gewaag ik nu niet. Reeds vrees ik te veel van uw geduld te hebben gevergd.

Het vangen der haringen, het kaken en inzouten schijnen in den eersten opslag onderwerpen van slechts gering belang en althans van geen geschiedkundig gewigt, maar wanneer wij bedenken, dat zij eene der oorzaken waren, waaraan ons vaderland zijn welvaart en rijkdom te danken had, en waardoor het tot een middelpunt van den wereldhandel werd, wanneer wij bedenken dat de haringbuizen de eerste leerscholen waren, waarop zich die kloeke bemanning vormde, die later onze vloten bevolkte, welke aan de vereenigde magt van Frankrijk en Engeland weerstand boden en aan Engeland zoo dikwerf met luisterrijken uitslag de heerschappij der zee hebben betwist, hoe verandert dan onze beschouwing!—Doch ik wil u niet alleen van vroegeren roem en van verdwenen grootheid spreken. Er is een ander denkbeeld, 't geen ik ten slotte u ter nadere overdenking wil mede geven. Hoe gelukkig zijn toch sommige gewesten gelegen, voor welke de natuur als eene milde moeder al hare schatten schijnt uit te storten! Die heerlijke landen van het zuidelijk Europa, die vruchtbare en gezegende streken rondom de Middellandsche zee: Spanje, Italië, de Grieksche Archipel, Klein-Azië! Daar bloeit de olijfboom, daar wordt het geurigst ooft door warmer zon gestoofd, en de oranje-appel prijkt er tusschen het donkere groen. Van hunnen overvloed kunnen de bewoners dier landen wegzenden; wij, arme zonen van een kouder luchtstreek, wat hebben wij hun in ruil te geven, waarmede zullen wij hun, 'tgeen zij ons toezenden, betalen? Ik behoef u het antwoord niet te geven; ik heb u slechts te herinneren, 'tgeen van de haringvangst der zeventiende eeuw gezegd is, en 't geen in zekere mate nog geldt: "De Hollanders zonden haringen naar alle Rijken van Europa, naar Venetië, en naar de Levant en zelfs naar Brazilië."