— 18 —
boorlingen,—moet worden verklaard, zouden wij niet durven beweren. Het gewoon voedsel dier inboorlingen bestaat in onderscheidene varenwortels, die zij roosteren of droogen en murw kloppen. De groote menigte van varens op hun eiland bewaart hen voor hongersnood. Waarschijnlijk is het, dat de Dinornis-soorten, daar al de groote, thans levende struisachtige vogels planten-voedsel gebruiken, van dezelfde varenwortels leefden. De sterke halswervelen toonen, dat de bek in staat was, wortels op te delven; waarschijnlijk waren ook de sterke pooten tot dat wroeten behulpzaam. Wanneer alzoo de mensch bij zijne komst op deze eilanden nog dergelijke vogels aantrof, die vóór zijne vestiging aldaar de onverdeelde heerschappij uitoefenden, is het uit deze bijzonderheid alleen reeds te verklaren, dat het voedsel spoedig voor den Dinornis ontbreken, en dat zulks aanleiding tot het uitsterven van zijn geslacht geven moest. Overigens zijn vleugellooze vogels zeker het minst geschikt om hun verblijf met den mensch te deelen, en alleen als zij over groote werelddeelen verspreid zijn en zoo snel loopen kunnen, als de struisvogel van Afrika en de Rhea van de groote vlakten van Zuid-Amerika, of wanneer zij het vermogen van zwemmen bezitten en meer in de zee dan op het land vertoeven, zooals de pinguïns van de kusten van Groenland, kunnen zij eene verlengde instandhouding hunner soort verwachten. In elk ander geval zijn zij veroordeeld, na langer of korter tijdsverloop uit te sterven, op eene aarde, die gedurige veranderingen ondergaat en die, vooral door de uitbreiding van de menschelijke bevolking over al hare deelen, steeds minder geschikt wordt om talrijke groote landdieren te voeden.