Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/455

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 39 —

Association mededeelde. Onder die berigten komen er eenige zeer merkwaardige voor. Zoo werd op den 10den April 1822, te Bangalore in Bengalen, door eene hagelbui veel vee gedood. De inlanders beschreven de hagelsteenen zoo groot als pompoenen. Drie dagen later werden in eene holte nog steenen gevonden van 5½ E. duim (bijna 14 Ned. duim) in doorsnede. Te Kotali vielen den 5den Maart 1827 hagelsteenen zoo groot als een man's vuist. Verscheidene personen werden er door gedood of zwaar gewond. Te Chumar zouden op den 5den Mei 1833 hagelblokken gevallen zijn, waarvan er een twee E. ponden woog, en even zware steenen zouden in Februarij 1736 bij eenen hagelstorm te Benares zijn waargenomen.

Bewijzen dus genoeg, dat de heete luchtstreek in dit opzigt niets boven de gematigde vooruit heeft. Intusschen schijnt het toch over het algemeen waar te zijn, hetgeen von humboldt zegt, dat in de streken tusschen de keerkringen, waar de bodem slechts weinig boven de oppervlakte der zee ligt, het vallen van hagel even zeldzaam is als het vallen van aërolithen bij ons. Vooral geldt zulks van de in de warme luchtstreek gelegen eilanden. De ritmeester j. popp deelde mij mede, dat hij gedurende een tweeëntwintigjarig verblijf op Java, en wel in de warmste dat is het laagst gelegen gedeelten des eilands, slechts eene enkele maal eene hagelbui van weinig beteekenis had bijgewoond; doch in de bergachtige hoog gelegen streken is daarentegen het verschijnsel niet zoo zeldzaam.

Om de wijze, waarop de hagel zich in den dampkring vormt, te kunnen verklaren, is de eerste voorwaarde, dat wij nader trachten bekend te worden met het maaksel der hagelkorrels. De oppervlakkige beschouwer ziet daarin niets dan kleinere of grootere stukken ijs; ten hoogste komt hij tot het besluit dat het niet anders dan bevroren regendroppels zijn. Maar hij, die de moeite neemt deze korrels nader te onderzoeken, komt weldra van die dwaling terug, en ontdekt met verwondering daarin een vrij zamengesteld en hoogst merkwaardig maaksel.

Wat in de eerste plaats den uitwendigen vorm aanbelangt, zoo zijn de hagelkorrels zelden rond, gelijk bevroren droppels zouden zijn, maar dikwerf lensvormig, zoodat zij zich, in twee rigtingen