Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/502

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 84 —

Terwijl men nu in de heetste en vochtigste deelen van de keerkringslanden die boomachtige varengewassen aantreft, welke met hunne schoone kroonen niet zelden tusschen het overige geboomte uitsteken, ziet men in de warme en gematigde landen niet dan kleinere vormen, en geven zij het duidelijke bewijs, dat zij in hare ontwikkeling geheel en al afhankelijk zijn van den toestand, waarin zij verkeeren. Maar er is evenwel aan schoone vormen uit deze groep in de gematigde luchtstreken geen gebrek. De schoonheid en frischheid van het groen der boschvarens, die aan waterkanten en ook op boomen groeijen, de prachtige goudgele kleur van de vruchtjes dier planten, treft het oog ook van den minst kundigen; de adelaarsvaren, die een sieraad is van onze overigens eentoonige mastbosschen,—en aldus genoemd wordt, omdat de doorgesneden wortels door de verspreiding der houtbundels, de figuur zou aanbieden van eenen arend met uitgespreide vleugels,—verheft zijne bladstelen vaak tot eene belangrijke hoogte en draagt daar het prachtige loof, dat inderdaad, zij het dan ook eene flaauwe, althans eenige voorstelling geeft van den tropischen wasdom. In ons vaderland groeit hier en daar, hoezeer zeldzaam, eene andere soort, wij noemen haar Osmunda regalis. Koninklijke Osmunda, die in veenachtige streken wordt aangetroffen. Zij is een der grootste sieraden van onzen vaderlandschen bodem.

Terwijl nu de ontwikkeling der varengewassen in de thans bestaande plantenwereld zoo ongelijk is, en de grootere vormen, die wij boomen noemen, betrekkelijk zeldzaam zijn, heeft men grond om aan te nemen, dat in de geheele zoogenaamde primitieve flora de boomvorm de meer algemeene was, zoodat die planten, wat hare grootte aangaat, in de daad met de boomvormen van onze bosschen overeenstemden. Het kan wel geene verwondering baren, dat de vroegere natuurkundigen, door het zien van de overblijfsels van die grootere en dikkere stammen der voorwereldsche Flora, gedacht hebben aan reusachtige cactus-, bamboessoorten of wel palmstammen. Wij geven hier eene afbeelding van de bladen eener voorwereldlijke varensoort, een afdruksel uit steenkolen-beddingen.