Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/696

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 276 —

mijn spuiten, en eindelijk alleen waterdampen; toen dit eene maand volgehouden was, werd de mijn geopend; de brand was niet alleen gebluscht, maar de mijn tot op 38° C. afgekoeld.


Na in korte trekken de mijnwerken en hunne ontginning beschreven te hebben, willen wij nog ten slotte een blik werpen op hen, die ons door hunnen gevaarlijken arbeid zoo vele nuttige stoffen verschaffen en onze belangstelling alzoo ten hoogste verdienen.

Wie ziet niet, bij het uitzeilen van een schip, met achting op den zeeman, die moedig de gevaren te gemoet gaat, welke hij reeds zoo dikwijls heeft getrotseerd, waaruit hij welligt ter naauwernood het leven heeft gered, en waarin hij zoo vele zijner makkers heeft zien omkomen. Indien wij dit gevoel voor den zeeman hebben, de mijnwerker verdient het niet minder; de gevaren toch, waaraan hij is blootgesteld, zijn niet minder in aantal, niet minder schromelijk in de gevolgen; jaarlijks zijn toch vele honderden de slagtoffers van ontploffingen, inbraak van water, instortingen, enz. Daarenboven treffen die ongelukken den mijnwerker op het alleronverwachtst, zonder dat het een of ander teeken hunne nadering voorspelt; terwijl de zeeman de gevaren ziet aankomen, ze met al zijne kracht en moed bestrijden en op redding hopen kan. De eerste is gelijk aan den krijgsman, die moet strijden tegen eenen vijand, welke hem verraderlijk en onverwachts uit hinderlagen aanvalt; de laatste aan eenen krijgsman, die zijnen vijand ziet naderen en hem in eenen eerlijk kamp in het open veld bestrijden kan.

Over het algemeen zijn de Europesche mijnwerkers geduldig, vlijtig, eerlijk, matig en godvruchtig, doch meestal bijgeloovig, zoodat zij de ongelukken die hen treffen aan booze geesten toeschrijven, die de onderaardsche schatten door water, vuur en het doen instorten van gesteente verdedigen.

Hoewel het lot van den mijnwerker in Europa niet is zoo als het zijn kon en moest, en er in hunnen toestand nog veel te verbeteren valt, zoo heeft de beschaving daarop reeds eenen gezegenden invloed gehad, en talrijk zijn de pogingen, door edele menschenvrienden gedaan, om de gevaren, waaraan zij blootgesteld zijn, te verminderen,