Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/687

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 277 —

het geel, en grooter, dan bij het blaauw, doet haar het juiste midden bekleeden tusschen alle kleuren van het zonlicht. Zij is noch te sterk, noch te zwak voor ons oog en geeft ons daarom dien indruk van rust en bevrediging, die zoo in overeenstemming is met eene kalme hoop, waarvan het groen in oude tijden het zinnebeeld was.

Vele zwammen, korstmossen en wieren missen de groene kleur: ook bij enkele hooger georganiseerde planten ontbreekt zij, doch bij verreweg de meesten is zij de algemeene kleur der jonge stengels en bladeren. Zonder den invloed van het licht kan zij niet ontstaan; de wortels, die de plant onder den grond schiet, hebben geene groene kleur; uitloopers van aardappels, die in donkere kelders beginnen te groeijen, en planten, die in het duister ontkiemen, zijn wit: stelt men ze eenigen tijd aan het zonlicht bloot, dan verandert het wit spoedig in groen. Tegelijk met het verschijnen dezer kleur ondergaat de plant zelve eene scheikundige verandering, die eveneens door dezelfde oorzaak, welke het licht voortbrengt, dus door de zon, wordt opgewekt. Drie onzer zintuigen kunnen ons dit bevestigen. De Cichorei-planten, die in kelders worden gekweekt, om zachte, witte, welsmakende bladen voort te brengen, worden bij blootstelling aan het zonlicht, niet alleen groen voor ons oog, maar ook bitterder voor onze tong en harder bij het aanraken; een bewijs, dat de werking der zon op het plantaardig organisme zich niet alleen tot het lichtverschijnsel bepaalt, maar ook, hetzij als warmte, hetzij als scheikundige prikkel eenen merkwaardigen invloed uitoefent. Het is ten minste bewezen, dat de plant gelijktijdig met het aannemen der groene kleur, zuurstof begint te ontwikkelen en koolzuur opneemt.

Deze werking heeft plaats in het binnenste der cellen. Daar bevindt zich de stof, die "chlorophyl" of "bladgroen" wordt geheeten en hetzij als eene vormlooze massa of als kleine korreltjes tegen de binnenwanden der cellen is vastgekleefd. Scheikundig zuiver is deze stof echter niet, maar zij bevat nog verscheidene andere zelfstandigheden, die er alleen langs den scheikundigen weg van kunnen worden afgezonderd. Aan zichzelven overgelaten, wordt zij door het licht spoedig verbleekt en geel.